TL, jaar 2, recap chapter 4

TL, jaar 2, recap chapter 4
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

TL, jaar 2, recap chapter 4

Slide 1 - Diapositive

Vocabulary

Slide 2 - Diapositive

If you are home late, your parents will .......(zich afvragen) where you are.

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
To pay in cash

Slide 4 - Question ouverte

We have to ....... (het eens zijn) on who will be captain of the team.

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
bijna nooit, zelden

Slide 6 - Question ouverte

Who is the ...... (eigenaar) of this car? It's blocking my drive way!

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
usually

Slide 8 - Question ouverte

........ (helaas) I can't go to your birthday party on Sunday.

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
korting

Slide 10 - Question ouverte

You should ..... (vermijden) lying in the sun between 11 am and 3 pm.

Slide 11 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
geld terugkrijgen

Slide 12 - Question ouverte

My flight has a three hour ...... (vertraging), so I will arrive late.

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
bonnetje

Slide 14 - Question ouverte

It was such a ......... (opluchting) when I found my missing cat.

Slide 15 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
roltrap

Slide 16 - Question ouverte

There are ........ (ongeveer) fifty people coming to the party.

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
openbaar vervoer

Slide 18 - Question ouverte

......... (tegenwoordig) almost every family in England has a car.

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
retourtje

Slide 20 - Question ouverte

Grammar: Plurals

Slide 21 - Diapositive

Plurals: the rules
  1. Regel 1: zelfstandig naamwoord: + s: one apple, two apples. 
  2. Regel 2: Zelfstandig naamwoord eindigt op een S - klank = + es: one watch, six watches
  3. Regel 3: Zelfstandig naamwoord eindigt op een -o = + es, one hero, two heroes. 
  4. Regel 4A: Zelfstandig naamwoord eindigt op een klinker + Y = +s: one toy, seven toys

Slide 22 - Diapositive

Wat zijn klinkers?

Au
Oei
Wat zijn medeklinkers?

Alle andere letters van het alfabet. 

Slide 23 - Diapositive

Plurals: the rules
  • Regel 4B: Zelfstandig naamwoord eindigt op een medeklinker + Y = -ies: one baby, two babies. 
  • Regel 5: Zelfstandig naamwoord eindigt op een -f of -fe = ves: one knife, six knives, one wolf, four wolves. 
  • Regel 6: onregelmatige meervouden: uit je hoofd leren. Zie volgende sheet. 

Slide 24 - Diapositive

Onregelmatige meervouden moet je uit je hoofd leren:
man
woman
child
person
sheep
fish
mice
tooth
foot

Onregelmatige meervouden
man        >  men
woman  >  women
child       >  children
mouse   >  mice
tooth      >  teeth
foot         >  feet


Sommige meervouden moet je uit je hoofd leren:
sheep       >  sheep
fish            >  fish
person      > People
deer          > deer


Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Lien

Slide 27 - Lien

Stones

Slide 28 - Diapositive

Vertaal in het Engels:
Nee bedankt, ik ben gewoon aan het rondkijken.

Slide 29 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Ik wil dit product graag terugbrengen.

Slide 30 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Als u vragen heeft, kunt u simpelweg teruggaan naar het hoofdmenu.

Slide 31 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Kunt u uitleggen hoe ik deze producten moet bestellen?

Slide 32 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Tot slot selecteer je de producten door op bevestigen te klikken.

Slide 33 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Weet jij hoe je dat deel van London met het openbaar vervoer kunt bereiken?

Slide 34 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Hoe laat komt de trein naar Amsterdam aan?

Slide 35 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Wanneer vertrekt de bus naar het centrum?

Slide 36 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
De bus is tien minuten te laat vanwege een file.

Slide 37 - Question ouverte

The future

Slide 38 - Diapositive

The plan
  • Future; 
  1. present simple
  2. Will, 
  3. to be going to, 

Slide 39 - Diapositive

Wanneer gebruik je de de present simple voor iets in de toekomst? 
  • tijden volgens een vast schema:
  • dienstregeling
  • rooster
  • reisschema

Slide 40 - Diapositive

Hoe vorm je de future met de present simple?
Onderwerp
Hele werkwoord (+ S)
Rest van de zin
The train
arrives
at 12.45 PM. 
The plane
departs
at eight o'clock. 
Our next class
starts 
at 09.45 hours. 

Slide 41 - Diapositive

Vertaal in het Engels:
De bus vertrekt om 20.00 uur.

Slide 42 - Question ouverte

In welke zin staat de future met de present simple?
A
They are watching a movie tonight.
B
The train arrives at 3 PM tomorrow.
C
He is meeting his friend after school.
D
She usually walks to work.

Slide 43 - Quiz

The future with will

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Lien

The future met be going to

Slide 47 - Diapositive

Future to be going to
Onderwerp
vorm van to be
going to
hele werkwoord
rest van de zin
I
am
going to
call
you later this week
You
are
going to
do
your homework tonight
She
is
going to
visit
family in England
We
are
 going to
cycle
to school tomorrow
They
are
not going to
invite
a lot of people to their party.

Slide 48 - Diapositive

Sleep de juiste persoonvorm naar AM, ARE of IS.


am


is
are
they
 he
 you
   I
 she
  it
we
you

Slide 49 - Question de remorquage

Slide 50 - Lien

Slide 51 - Lien

Leesoefening
In de hoofdstuktoets zit ook een leesoefening. 

Klik op de link op de volgende sheet en maak de leesoefening. 

Slide 52 - Diapositive

Slide 53 - Lien

Alles gedaan?
Top, dan ben je helemaal klaar voor de hoofdstuktoets!!

Slide 54 - Diapositive