oefentoets BS 1 t/m 4

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Alle organismen herken je aan de 6 levenskenmerken. 

Sleep het levenskenmerk naar het juiste plaatje.

Voortplanten

Reageren

Uitscheiden

Voeden

Ademen

Groeien

Wat is GEEN levenskenmerk?

1. Ademhalen
2. Slapen
3. Groeien
4. Voortplanten

Waarvoor dient de kleine schroef van een microscoop?

1. Hiermee beweeg je de tafel omhoog en omlaag
2. Hiermee kun je nauwkeurig scherpstellen
3. Hiermee zet je het preparaat vast
4. Hiermee regel je de hoeveelheid licht

Sleep het juiste woord naar de plek op de microscoop

voet

grote schroef

diafragma

tafel

objectief

tubus

Is dit een voorbeeld van een levenskenmerk?

1. ja
2. nee

Welk onderdeel van de microscoop zie je op deze afbeelding?

1. Oculair
2. Diafragma
3. Statief
4. Revolver

Waarvoor zijn de objectieven van de microscoop?

1. beeld vergroten
2. hoeveelheid licht regelen
3. scherp beeld
4. stevigheid

Zweten is een voorbeeld van het levenskenmerk

1. uitscheiden
2. groeien
3. ademhalen
4. reageren op prikkels

Hoe heet het voorwerp wat je onder de microscoop gaat bekijken?

1. Het preparaat
2. Het dekglas
3. Het voorwerp glas
4. Een blad

Elk organisme heeft een levenscyclus

1. waar
2. niet waar

Welk levenskenmerk zie je hier?

1. Stofwisseling
2. Uitscheiden
3. Ontwikkelen
4. Waarnemen

Ademhalingsstelsel

Verteringsstelsel

Bloedvatenstelsel

Zuurstof in het lichaam brengen

Stoffen naar alle organen brengen

Voedingsstoffen kleiner maken tot glucose

Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?

1. het preparaat vergroten
2. hoeveelheid licht te regelen
3. microscoop aan vastpakken
4. microscoop aan/uit zetten

Sleep de namen naar de juiste organen(verteringsstelsel)

Maag

Nieren

Lever

Dunne darm

Dikke darm

Welke cel heeft een celmembraan?

1. Plantaardige cel
2. Dierlijke cel
3. Plantaardige en dierlijke cellen
4. Geen van beiden

zet de onderdelen van groot naar klein 1 is het groots en 4 is het kleins

1

2

3

4

weefsels

organen

orgaanstelsels

cellen

Zet de woorden op de goede plek in de torso.

Borstholte

Buikholte

Middenrif

Welke cel onderdelen hebben plantaardige cellen en dierlijke cellen beide?

1. Alleen een celkern
2. celkern en cytoplasma
3. celkern, cytoplasma en celmembraan
4. celkern, cytoplasma, celmembraan, celwand

Een organisme met bladgroenkorrels is een

1. schimmel
2. bacterie
3. dier
4. plant

Als je een microscoop wil tillen, waar pak je de microscoop?

1. Bij de tubus
2. Bij het statief
3. Bij de tafel
4. Bij de revolver

Bij het scherpstellen van de microscoop maak ik altijd gebruik van de grote schroef

1. Juist
2. Onjuist

Welke cel heeft een celwand?

1. Plantaardige cel
2. Dierlijke cel
3. Plantaardige en dierlijke cellen
4. Geen van beiden

Organisme

Organenstelsels

Organen

Weefsel

Cel

Hebben cellen van mensen andere kenmerken dan cellen van dieren?

1. Ja
2. Nee

In plantaardige cellen zitten allerlei korrels, goede voorbeelden hiervan zijn ..

1. bladgroenkorrels en voedingskorrels
2. voedingskorrels en kleurstofkorrels
3. kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
4. voedingskorrels en bladgroenkorrels

Door welk gedeelte van de microscoop kijk je?

1. diafragma
2. objectief
3. oculair
4. revolver

wat voor cellen zijn dit?

1. plantaardige cellen
2. dierlijke cellen

Welke vorm zie je als dit door de microscoop bekijkt?

Sleep de letter     'd.'     naar de juiste vorm.

d.

Welke cel heeft een vacuole?

1. Plantaardige cel
2. Dierlijke cel
3. Plantaardige en dierlijke cellen
4. Geen van beiden

Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 

Bij welke levenskenmerk hoort:

Je mouwen worden kort.

1. Ademen
2. Uitscheiden
3. Groeien
4. Voortplanten

Dit is een microscopische afbeelding van...

1. Plantaardige cellen
2. Dierlijke cellen
3. Bacteriën
4. Schimmelcellen

Organen

Weefsel

Orgaanstelsel

Organisme

Cellen

Wat is een organisme?

1. Een deel van een lichaam.
2. Iets dat leeft.
3. Een aantal organen die samenwerken