Present simple (3 vormen)

Unit 1 California
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unit 1 California

Slide 1 - Diapositive

Leerlingen toevoegen aan LessonUp klas 
Wat gaan we doen vandaag
Lezen (10min.)
Recap present simple vs. present continuous
Online werken aan lesson 5

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lezen (10min.)

Slide 3 - Diapositive

Geen leesboek bij? Maak de opdrachten op blz. 28 en 29 van je werkboek.
Present simple
Bevestigende zinnen (+)
Ontkennende zinnen (-)
Vragen (?)

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bevestigende zinnen (+)
De present simple schrijf je meestal met het hele werkwoord. Alleen bij he/she/it schrijf je een -(e)s achter het hele werkwoord (shit-regel).

Woorden die eindigen op een sis-klank (ch, sh, s, z) krijgen -es.
I wash            ->              She washes

Woorden die eindigen op een medeklinker + y krijgen -ies.
You cry         ->                He cries

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ontkennende zinnen (-)
Ontkenningen in de present simple maak je met don't / doesn't + hele werkwoord. Doesn't gebruik je bij he/she/it. Bij de best van de woorden (I/you/we/they) gebruik je don't.

Voorbeelden:
You don't walk to school.
Eva doesn't walk to school.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(-) Mandy .............. to swim.
A
don't like
B
don't likes
C
doesn't like
D
doesn't likes

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen (?)
Vragen in de present simple maak je met do / does + hele werkwoord. Does gebruik je bij he/she/it. Bij de rest van de woorden (I, you, we, they) gebruik je do.

Voorbeelden:
Do you walk to school?
Does Eva walk to school?

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(?) ................ you want to go to the movies?
A
Do
B
Does

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijzondere werkwoorden ('to be')

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijzondere werkwoorden ('to have got')

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(?) ........... you ........... coffee? (to want)

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(-) The children ................. at the playground. (to be)

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions