Mavo3 05.11.2021 _2e les

DEUTSCH 
Mavo 3
  1. Setz dich hin
  2. Nimm deinen Laptop



1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

DEUTSCH 
Mavo 3
  1. Setz dich hin
  2. Nimm deinen Laptop



Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn de zes (6) voorzetsels met de derde naamval?
timer
0:40

Slide 3 - Question ouverte



  • Selbstständig Arbeiten (7min)
  • Grammatik Wiederholung (15min) 
  • Zusammen Arbeiten (7min)
  • Planen (5min)
  • Reflektieren (5min)




Slide 4 - Diapositive

  • Je kent de voorzetsels die het persoonlijk voornaamwoord in de derde naamval inluiden.
  • Je kent de werkwoorden haben en sein in de verleden tijd.
  • Je kunt het voltooid deelwoord gebruiken.
  • Je kent de persoonlijk voornaamwoorden van de deerde naamval.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

timer
7:00
Keuze uit: 
  • Stempels halen
  • Lernliste Kapitel 1 und 2 herhalen
  • Wiederholung 1 und 2 (S. 132-129)
  • extra uitleg nodig? Geef het aan!

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden enkelvoud
NL
1e naamval
NL
3e naamval
ik
ich
mij
mir
jij
du
jou
dir
hij
er
hem
ihm
zij
sie
zij
ihr
het
es
het
ihm

Slide 10 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden meervoud
NL
1e naamval
NL
3e naamval
wij
wir
ons
uns
jullie
ihr
jullie
euch
zij
sie
hun
ihnen
u
Sie
u
Ihnen

Slide 11 - Diapositive

Voorzetsels die altijd een derde naamval inluiden:
aus   =  uit
bei    =  bij
mit   =  met
nach = na, naar
von    =  van, door
zu      =  naar (bij personen)

Slide 12 - Diapositive

timer
7:00
Keuze uit:
- Stempels halen
- Lernliste Kapitel 1 und 2 herhalen
- Wiederholung 1 und 2 (S. 132-129)
- extra uitleg nodig? Geef het aan!

Zusammen
Arbeiten

Slide 13 - Diapositive

KERSTMARKT

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

  • Je kent de voorzetsels die het persoonlijk voornaamwoord in de derde naamval inluiden.
  • Je kent de werkwoorden haben en sein in de verleden tijd.
  • Je kunt het voltooid deelwoord gebruiken.
  • Je kent de persoonlijk voornaamwoorden van de deerde naamval.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive