OSBA Les 1

SPORT & BEWEGEN 
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

SPORT & BEWEGEN 

Slide 1 - Diapositive

Wat kan je verwachten?
- Verschillende opdrachten rondom het organiseren van sportactiviteiten. Bijv. flyer maken, sportactiviteit bedenken
- Samenwerken
- Presenteren
- Af en toe gaan wij op pad of komt er een gastdocent

Slide 2 - Diapositive

Sport & bewegen
waar denk jij aan?

Slide 3 - Carte mentale

Wie sport er?
vul je naam in en welke sport

Slide 4 - Sondage

Wie heeft er mensen begeleidt met sporten/bewegen?

Slide 5 - Sondage

Welke competentie (vaardigheid) is belangrijk voor een trainer, sportbegeleider?
A
humor hebben
B
goed kunnen kletsen
C
goed kunnen rekenen
D
oplettend zijn

Slide 6 - Quiz

Welke 2 competenties (vaardigheden) zijn belangrijk om overzicht te houden in de gymzaal?
A
goed kunnen opletten
B
met mensen kunnen omgaan
C
technisch inzicht hebben
D
het gedrag kunnen begrijpen

Slide 7 - Quiz

Stel je voor, je moet het volleybaltoernooi op school organiseren. Wat moet je goed kunnen? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Overzicht hebben: je wilt weten wie waarvoor verantwoordelijk is.
B
Sociaal zijn: gemakkelijk een praatje maken met de deelnemers.
C
Beslissingen nemen: makkelijk beslissingen kunnen nemen.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Vidéo

Verschillende soorten sportactiviteiten

Incidenteel: Af en toe, zoals een teamuitje 
Recreatief: voor ontspanning van geest en lichaam, maar wel jezelf willen verbeteren
Wedstrijdsport: prestatiegericht trainen
Conditie verhogende sport: het langer kunnen uithouden, bijv. hardlopen
Funsport: Funsport onderscheidt zich van traditionele sporten vanwege het sterke sociale karakter, de hoge 'funfactor' en omdat er veelal geen vaste locatie benodigd is zoals een baan of veld om ze te beoefenen. Bijv. surfen, mountainbiken of snowboarden.
Georganiseerde sport: voetbal, kickboksen, tennis
Ongeorganiseerde sport: fitness, joggen
Sporten met een beperking: Para Ice Hockey, Rolstoelrugby, Blindenvoetbal, boccia
Sporten voor ouderen: aangepast programma, aquagym

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Op de camping
Ook hier worden verschillende sportactiviteiten georganiseerd voor verschillende doelgroepen.

Er moet nagedacht worden over de activiteiten, het maken van een schema, wat kost het, flyer maken enzovoorts.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Filmpje
Het filmpje gaat over de opleiding Sport en Bewegen. Misschien is het wat voor jou? 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Welke werkzaamheden voert zij uit bij de sportschool?

Slide 16 - Question ouverte

Wie lijkt het leuk om de opleiding Sport en Bewegen te gaan doen?

Slide 17 - Sondage

Sportquiz
Les 1

Heb je de informatie goed onthouden?

Slide 18 - Diapositive

Welk onderdeel is dit?

Slide 19 - Question ouverte

Welk onderdeel is dit?

Slide 20 - Question ouverte

Sporten is goed voor jezelf en de samenleving. Waarom is het goed voor de samenleving?
A
Sporten helpt om je bloeddruk te verlagen.
B
Als je sport, kun je makkelijker stoppen met roken.
C
Sporten zorgt voor een betere conditie.
D
Sport bevordert een respectvolle houding.

Slide 21 - Quiz

Welk onderdeel is dit?

Slide 22 - Question ouverte

Waarom is sporten gezond?
A
Je ontwikkelt meer spieren en meer vet.
B
Het helpt je om een hoge bloeddruk te krijgen.
C
Dit heeft een positieve invloed op je geestelijke gezondheid
D
Je cholesterolgehalte stijgt erdoor.

Slide 23 - Quiz

Hoe heet de mat waarop judo wordt gespeeld?
A
Do-jo
B
Tatami
C
Ha-jimeé
D
Matté

Slide 24 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een incidentele sportieve activiteit?
A
Het organiseren van sportteams binnen de organisatie.
B
Een personeelsdag met roeien.
C
Korting op een kaart voor een sportschool.
D
Het organiseren van een wandelgroep.

Slide 25 - Quiz

Op welke ondergrond wordt getennist op Wimbledon?
A
Hard court
B
Gravel
C
Gras
D
Smash court

Slide 26 - Quiz

Wat is belangrijk bij recreatief sporten?
A
Plezier, maar ook willen verbeteren.
B
Alleen plezier en lekker bewegen.
C
Winnen en doelen halen.
D
Winnen, de top halen.

Slide 27 - Quiz

Hoe heet het als je bij bowlen alles in 1x omgooit?
A
Spare
B
Ace
C
Strike
D
Birdy

Slide 28 - Quiz

Welk van de onderstaande sporten is voor mensen met zware motorieke beperkingen?
A
Aqua aerobics
B
Skeeleren
C
Nordic walking
D
Boccia

Slide 29 - Quiz

Kiten, skateboarden en surfen horen bij:
A
georganiseerde sport.
B
funsport.
C
wedstrijdsport.
D
conditie verhogende sport

Slide 30 - Quiz

Hoeveel kilometer is een marathon?
A
22
B
32
C
42
D
52

Slide 31 - Quiz

Als een wielrenner de regenboog trui draagt, dan is hij?
A
nationaal kampioen
B
europees kampioen
C
olympisch kampioen
D
wereldkampioen

Slide 32 - Quiz

Organisaties hebben belang bij sportende werknemers, omdat
A
sportende werknemers fitter en tevredener zijn.
B
de organisatie dan zelf niet voor de sport hoeft te betalen.
C
sportende werknemers jonger zijn.
D
dit goed is voor het imago van de organisatie.

Slide 33 - Quiz

Bij welke sport horen de volgende termen? Blokken / Set-up / Touché
A
Badminton
B
Volleybal
C
Korfbal
D
Tennis

Slide 34 - Quiz

Welke sport wordt hier gespeeld?
A
Handbal
B
Honkbal
C
Volleybal
D
Sneeuwbal

Slide 35 - Quiz

De laatste vraag:
Welke dans stijl zien we op deze video?
A
Jazz
B
Breakdance
C
Streetdance
D
Hip Hop

Slide 36 - Quiz

Het einde

Slide 37 - Diapositive