Het voltooid deelwoord en v.t.t. van sterke werkwoorden

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Kapitel 5 - Grammatik C

Het voltooid deelwoord en v.t.t. van sterke werkwoorden

De voltooide tijd

Voltooide tijd: haben/sein + voltooid deelwoord

voltooid deelwoord bij zwak ww -> ge + stam + (e) t

voltooid deelwoord bij sterk ww -> ge + stam + en

Werkwoorden met "sein"

* fahren - ich bin gefahren (NL: ik heb gereden)

* laufen - ich bin gelaufen (NL: ik heb gelopen)

* springen - ich bin gesprungen (NL: ik heb gesprongen)

Werkwoorden met "haben"

* beginnen - ich habe begonnen (NL: ik ben begonnen)

* gefallen - es hat mir gefallen  (NL: het is me bevallen)

* vergessen - ich habe vergessen (NL: ik ben/heb vergeten)

* verlieren - ich habe verloren (NL: ik ben/heb verloren)

Nieuw:

* anfangen - es hat angefangen (NL: het is begonnen)

* zunehmen - Der Wind hat zugenommen (NL: de wind is toegenomen)

An die Arbeit!

En nu zelf...

Peter --- (haben/sein) die Aufgabe --- (machen).

Wir --- (haben/sein) zur Schule ---( geweest).

Ihr --- (haben/sein) tolle Musik --- (hören).

Elsa --- (haben/sein) gestern ----- (fallen).

Peter --- (haben/sein) das Glas --- (brechen).

Peter --- (haben/sein) --- (springen).

Käthe und ich --- (haben/sein) nach Berlin --- (gehen).

Ihr --- (haben/sein) die Kleider gestern ---(waschen).

Meine Eltern --- (haben/sein) --- gerade nach Köln (abfahren).

Das Fußballspiel --- (haben/sein) schon --- (anfangen).

Meine Freundin --- (haben/sein) einen Film --- (sehen).

Klaus --- (haben/sein) sein Buch --- (vergessen).

Ihr --- (haben/sein) eine Pizza --- (nehmen).

Mein Bruder --- (haben/sein) 5 Kilometer --- (laufen).

Lesdoel behaald?

Ik kan de voltooide tijd maken.

1. Ja, dat ging prima!
2. Ja, dat ging redelijk.
3. Soms wel, maar soms ook niet.
4. Nee, dat kan ik nog niet.