Voorzetsels

Welkom klas 1U!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom klas 1U!

Slide 1 - Diapositive

Voorzetsels

Slide 2 - Diapositive

Doel
  • Aan het eind van de les weet je een voorzetsel is en kun je deze benoemen in een zin.

Slide 3 - Diapositive

Wat is een voorzetsel?

Slide 4 - Carte mentale

Voorzetsels
  • Voorzetsels staan meestal voor een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord. (achter die kast, naast mij, onder de boeken). Ze kunnen ook achter een zelfstandig naamwoord staan, meestal geeft het dan een richting aan. (Ik viel de sloot in, hij liep de weg op. ) 

  • Let op! Delen van scheidbare werkwoorden zijn geen vz. 
  • Bv. opbellen. Hij belt mij op. op = geen vz

Slide 5 - Diapositive

Eigenschappen vz


  • Ze geven een plaats, tijd of reden aan.
  • Trucje:
  • ... de kast (achter, op, voor)
  • ... het feest (tijdens, na, gedurende)



Slide 6 - Diapositive

Welk woord is een voorzetsel?
A
rode
B
een
C
over

Slide 7 - Quiz

Welk woord is een voorzetsel?
A
stoplicht
B
doorrijden
C
een
D
voor

Slide 8 - Quiz

Wat is geen voorzetsel?
A
tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN voorzetsel?
A
Links
B
Uit
C
Op
D
Boven

Slide 10 - Quiz

We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 11 - Question de remorquage

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 12 - Question de remorquage

Wat is het voorzetsel in deze zin:
De krant ligt naast de bank.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het voorzetsel in deze zin:
Ik ga bij mijn vriend voetballen.

Slide 14 - Question ouverte

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.

Slide 15 - Question ouverte

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Voor ons huis staat een BMW.

Slide 16 - Question ouverte

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Na schooltijd fiets ik langs de bakker.

Slide 17 - Question ouverte

VUL HET VOORZETSEL IN
Mijn vader fietst ..... het donker.

Slide 18 - Question ouverte

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

De kleine kinderen van mijn collega zijn bezig met een prachtige tekening.

Slide 19 - Question ouverte

Maak een zin met een voorzetsel

Slide 20 - Question ouverte