krantenartikel, recept, stripverhaal, reclame, recensie, review, flyer, etc.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Tekst
Overhalen/
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Evaluatie lesdoel: Ik weet wat
Slide 14 - Carte mentale
Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte uit een tekst halen
😒🙁😐🙂😃
Slide 15 - Sondage
Sleep de uitleg naar het juiste tekstdoel:
informeren
instrueren
overtuigen
overhalen
amuseren
De schrijver wil....
Tekstdoel
je iets leren
je uitleggen hoe je iets moet doen
je overtuigen van zijn mening
je iets laten doen
je vermaken
Slide 16 - Question de remorquage
Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Overtuigen
Informeren
Instructie
Slide 17 - Question de remorquage
Sleepvraag: Sleep de juiste tekstsoort naar het juiste tekstdoel
amuseren
informeren
instructie geven
overhalen
Slide 18 - Question de remorquage
Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Overhalen
Instrueren
Amuseren
Slide 19 - Question de remorquage
Wat is GEEN tekstdoel?
A
verkennen
B
informeren
C
overtuigen
D
vermaken
Slide 20 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil informatie geven (informeren)
B
De schrijver wil je vermaken (amuseren)
C
De schrijver wil je iets laten doen (overhalen)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)
Slide 21 - Quiz
Tekstverbanden en Signaalwoorden
Slide 22 - Diapositive
Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s.
Slide 23 - Diapositive
Tijdsvolgorde
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, hierna, , vervolgens, later, ten eerste, ten slotte, later, oorspronkelijk, intussen
Slide 24 - Diapositive
Welk signaalwoord past in de zin: .... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.
A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want
Slide 25 - Quiz
Opsommend
en, ook, verder, daarbij, bovendien, daarnaast, een ander…, ten eerste, vervolgens, eveneens, noch… noch…, zowel… als…., niet alleen… maar ook…, tevens, voorts, ten slotte
Slide 26 - Diapositive
Welk signaalwoord past in de zin: In een democratie zijn er behalve verkiezingen, ........... vrijheid van meningsuiting en vrije pers.
A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens
Slide 27 - Quiz
Tegenstellend
maar, echter, toch, doch, niettemin, daarentegen, juist (niet), al(hoewel), desondanks, enerzijds… anderzijds…, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, terwijl (in de betekenis van hoewel)
Slide 28 - Diapositive
Welk signaalwoord past in de zin: Een appel is ................................ tot een banaan rond en hard.
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve
Slide 29 - Quiz
Uitleggend
zo, bijvoorbeeld, zoals, namelijk, ter illustratie, stel, neem, onder andere, denk hierbij aan, dat komt voor bij, dat is het geval bij
Slide 30 - Diapositive
Welk signaalwoord past in de zin: Iedere partij heeft een eigen mening over het onderwijs, .... de leraren moeten meer salaris krijgen. (voorbeeld - toelichting)