AR 3 vmbo-t - Word Order

Simon vs. The Homo Sapiens Agenda, chapter 1.
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Simon vs. The Homo Sapiens Agenda, chapter 1.

Slide 1 - Diapositive

Audioboek
https://www.youtube.com/watch?v=-m95GfEB5Ik

Slide 2 - Diapositive

Zoek de woorden op in de tekst die aangeven hoe, waar of wanneer iets wordt gedaan
alleen van p. 1 & 2

Slide 3 - Question ouverte

Hoe
Waar
Wanneer
probably
against the leg of the chair
brilliantly
at the computer
just
right after you
really

Slide 4 - Question de remorquage

Rondom werkwoorden
Vooraan zin
Achteraan de zin
probably
against the leg of the chair
brilliantly
at the computer
just
right after you
really

Slide 5 - Question de remorquage

Bijwoorden van frequentie
present simple
past simple

Slide 6 - Diapositive

Plaats van de bijwoorden 1
Bijwoorden van "hoe vaak":
- vóór het hoofdwerkwoord (het hoofdwerkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin)

– na een vorm van to be

– In vraagzinnen komt het bijwoord van frequentie ná het onderwerp

Slide 7 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

Slide 8 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

Slide 9 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor

Slide 10 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor
- Staan er 2 of meer werkwoorden? bijwoord staat ertussen

Slide 11 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor
- Staan er 2 of meer werkwoorden? bijwoord staat ertussen
- Is het ww een vorm van 'to be'? bijwoord staat erachter
                     (am, are, is, was, were)

Slide 12 - Diapositive

Dus....
1 werkwoord:       We always took the bus to school. 
(ervoor) 

2 werkwoorden:    I have never been to the USA.
(tussen)

am/are/is:             He is often late! 
(erachter)

Slide 13 - Diapositive

Plaats van de bijwoorden 2
Bijwoorden van plaats en tijd:
– meestal aan het eind van een zin
– Als je de tijd extra wilt benadrukken, kun je ze ook vooraan in een zin zetten

Als plaats en tijd allebei aan het eind van de zin staan, komt plaats voor tijd. Denk aan het ezelsbruggetje: de P van ‘plaats’ komt in het alfabet vóór de T van ‘tijd’.

Slide 14 - Diapositive

Adverbs:
We always wear pink on Wednesdays.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 15 - Quiz

Adverbs:
He walks his dog rarely.
A
right
B
wrong

Slide 16 - Quiz

Adverbs:
We at the end of the day went swimming.
A
right
B
wrong

Slide 17 - Quiz

Adverbs:
We go never swimming.
A
right
B
wrong

Slide 18 - Quiz

Adverbs
He is happy always.
A
correct
B
incorrect

Slide 19 - Quiz

Adverbs:
He put the axe in the shed last night
A
Correct
B
Incorrect

Slide 20 - Quiz

Adverbs:
Welke zin is correct?

A
My father goes always fishing.
B
My father always goes fishing.
C
My father goes fishing always.
D
Always my father goes fishing.

Slide 21 - Quiz

adverbs
We are usually on time for class.
A
correct
B
incorrect

Slide 22 - Quiz

Adverbs:
Welke zin is correct?

A
My father every monday goes fishing.
B
My father goes every monday fishing.
C
My father goes fishing every monday.
D
Every monday, my father goes fishing.

Slide 23 - Quiz

Plaats van de bijwoorden 
Bijwoorden van plaats en tijd:
– meestal aan het eind van een zin
– Als je de tijd extra wilt benadrukken, kun je ze ook vooraan in een zin zetten

Als plaats en tijd allebei aan het eind van de zin staan, komt plaats voor tijd. Denk aan het ezelsbruggetje: de P van ‘plaats’ komt in het alfabet vóór de T van ‘tijd’.

Slide 24 - Diapositive

Plaats van de bijwoorden
Bijwoorden van "hoe vaak":
- vóór het hoofdwerkwoord (het hoofdwerkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin)

– na een vorm van to be

– In vraagzinnen komt het bijwoord van frequentie ná het onderwerp

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive