Kennistoets De Tweede Wereldoorlog

Wie was de aanstichter van de Tweede Wereldoorlog?
A
Benito Mussolini
B
Joseph Goebbels
C
Josef Stalin
D
Adolf Hitler
1 / 35
suivant
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wie was de aanstichter van de Tweede Wereldoorlog?
A
Benito Mussolini
B
Joseph Goebbels
C
Josef Stalin
D
Adolf Hitler

Slide 1 - Quiz

Wie was de aanstichter van de Tweede Wereldoorlog?
A
Benito Mussolini
B
Joseph Goebbels
C
Josef Stalin
D
Adolf Hitler

Slide 2 - Quiz

Wanneer vielen de Duitsers Nederland binnen en wanneer was (heel) Nederland weer bevrijd?
A
1 april 1940 - 5 mei 1945
B
10 mei 1940 - 5 mei 1945
C
30 april 1940 – 8 augustus 1945
D
4 mei 1940 - 5 mei 1945

Slide 3 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze afbeelding?
A
Blitzkrieg
B
Appeasement
C
Heim ins reich
D
Operatie Barbarossa

Slide 4 - Quiz

Welk begrip past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad

Slide 5 - Quiz

Noem de aanleiding die ervoor zorgde dat Nederland in 1940 capituleerde.

Slide 6 - Question ouverte

Wie kreeg van Hitler de taak om Nederland tijdens de bezetting de leiden?
A
Joseph Goebbels
B
Anton Mussert
C
Arthur Seys-Inquart
D
Adolf Eichman

Slide 7 - Quiz

Sleep de namen van de leiders en de vlaggen van landen waar ze vandaan komen naar de juiste persoon in de foto.
Churchill
Stalin
Roosevelt

Slide 8 - Question de remorquage

Wat verstaan we onder “die Endlösung”?
A
De eindoplossing voor de Slavische volken in het Oosten
B
De eindoplossing voor het rassenvraagstuk
C
De eindoplossing voor de vernietiging van de Joden
D
De eindoplossing om heel Europa Arisch te maken

Slide 9 - Quiz

Hoe werden de aanhangers van Hitler NIET genoemd?
A
nazi's
B
NSB-ers
C
Ariërs
D
fascisten

Slide 10 - Quiz

Hoe noemen de Joden de vernietiging van 6 miljoen Joden in de Tweede Wereldoorlog.
A
Holocaust
B
Jom Kippoer
C
Genocide
D
Shoah

Slide 11 - Quiz

De Duitsers maakten veel discriminerende regels tegen de joden. Zet de volgende regels in de juiste tijdsvolgorde. Begin met de regel die als eerste werd ingevoerd.
Alle joden moeten een gele ster op hun kleding dragen.
Joodse ambtenaren en leraren worden ontslagen.
Steeds meer joden worden opgepakt en naar concentratiekampen gebracht.
Veel openbare plaatsen zijn voortaan verboden voor joden.

Slide 12 - Question de remorquage

➤Combineer de onderstaande zinnen met het juiste land, door ze naar de vlaggen op de kaart te slepen.






Land dat werd veroverd tijdens de Blitzkrieg van mei 1940.
Dit land is nooit door de Duitsers veroverd. Dat kwam onder andere doordat de piloten van dit land zo dapper vochten.
De aanval op dit land werd door Duitsland Operatie Barbarossa genoemd.
Hier vielen de geallieerden op 6 juni 1944 aan.

Slide 13 - Question de remorquage

Wat of wie herdenken wij op 4 mei??

A
Alle oorlogsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien
B
Het begin van de Tweede Wereldoorlog
C
Het einde van de Tweede Wereldoorlog
D
De Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien

Slide 14 - Quiz


Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.

➤In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?




A
Frankrijk –> Polen –> Sovjetunie
B
Frankrijk – >Sovjetunie –> Polen
C
Polen –> Frankrijk –> Sovjetunie
D
Polen –> Sovjetunie –> Frankrijk

Slide 15 - Quiz


Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.

➤Welk argument hoort bij deze mening?






A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 16 - Quiz

Welke gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog zie je op de beelden hiernaast?
A
De Japanse aanval op Pearl Harbor
B
De Duitse aanval op Pearl Harbor
C
De Japanse aanval op de Sovjetunie
D
De Duitse aanval op de Sovjetunie

Slide 17 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de bron?
A
censuur
B
collaboratie
C
deportatie
D
gelijkschakeling

Slide 18 - Quiz

Welke conclusie kun je trekken uit de bron?

De tekenaar vond dat....
A
de Tweede Wereldoorlog de schuld was van Hitler.
B
de Tweede Wereldoorlog onvermijdelijk was.
C
Hitlers daden in strijd waren met zijn woorden.
D
vrede met geweld afgedwongen moest worden.

Slide 19 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de bron?
A
censuur
B
propaganda
C
onderdrukking
D
gelijkschakeling

Slide 20 - Quiz

'Massale moord op joden tijdens de Tweede Wereldoorlog'

Welk begrip (woord) hoor bij bovenstaande omschrijving?

Slide 21 - Question ouverte

Welke zin over de Verenigde Naties is juist?
A
In 1948 stelde Roosevelt aan Stalin voor om de VN op te richten.
B
De VN hebben een Internationaal Strafhof in New York dat oorlogsmisdadigers berecht.
C
In de VN hebben alle lidstaten een stem in de Algemene Vergadering.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 22 - Quiz

Deze opdracht gaat over een historische bron: een foto met bijschrift van de intocht van Adolf Hitler in een Tsjechisch stadje.

Over welk onderwerp geeft de bron bruikbare informatie?
A
blitzkrieg
B
Heim ins Reich
C
operatie Barbarossa
D
lebensraum

Slide 23 - Quiz

Bekijk de bron.

Welk land wordt bedoeld met bericht 1?

En welk bondgenootschap wordt bedoeld met bericht 2?
A
Bericht 1: Duitsland, Bericht 2: As-mogendheden
B
Bericht 1: Duitsland, Bericht 2: Geallieerden
C
Bericht 1: Japan, Bericht 2: Geallieerden
D
Bericht 1: Japan, Bericht 2: Geallieerden

Slide 24 - Quiz

Na de mobilisatie kreeg de vader te maken met Japanse soldaten.

Op welke kaart staat de aanval van de Japanners waar de vader direct mee te maken kreeg?
A
op geen van de kaarten
B
op kaart 1
C
op kaart 2
D
op kaart 1 en 2

Slide 25 - Quiz

Wie heeft de opdracht gegeven om deze poster te laten maken?

En tegen welk bondgenootschap is de poster gericht?
A
de Duitse bezetter, tegen de As-mogendheden
B
de Duitse bezetter, tegen de Geallieerden
C
het Nederlandse verzet, tegen de As-mogendheden
D
het Nederlandse verzet, tegen de Geallieerden

Slide 26 - Quiz

De schrijver herinnert zich een periode in het westen van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Hoe heet deze periode?

Slide 27 - Question ouverte

De volgende zinnen beschrijven het gedrag van vier Nederlanders tijdens
de Tweede Wereldoorlog:
1 Een man meldt zich aan voor de strijd tegen de Sovjet-Unie.
2 Een politieman geeft leiding bij het oppakken van Joden.
3 Een radio-omroeper deelt mee dat het Nederlandse leger heeft gecapituleerd.
4 Een vrouw wordt verliefd op een Duitse soldaat.

Welke vorm of welke vormen van gedrag zijn voorbeelden van collaboratie?
A
Nummer 1 en 2
B
Nummer 2
C
Nummer 2 en 3
D
Alleen nummer 4

Slide 28 - Quiz

In de bron wordt een begrip beschreven dat past bij de nationaalsocialistische politiek van Duitsland.

Noem dit begrip:

Slide 29 - Question ouverte

Gebruik de bron.

Het pamflet was een reactie op de Duitse bezetting van Nederland.

Tegen welk onderdeel van de Duitse bezetting is dit pamflet gericht?
A
censuur
B
deportatie
C
gelijkschakeling
D
propaganda

Slide 30 - Quiz

Waar en in welke periode werd dit bankbiljet als wettig betaalmiddel gebruikt?
A
in Indonesië in de periode 1942-1945
B
in Japan in de periode 1942-1945
C
in Nederland in de periode 1942-1945
D
in Japan in de periode 1946-1949

Slide 31 - Quiz

Op de foto zie je 'Little Boy' een atoombom die op de Japanse stad Hiroshima is gegooid.

De president van de Verenigde Staten besloot tijdens de Tweede Wereldoorlog atoombommen in te zetten tegen Japan.

Welk argument had de president voor de inzet van de atoombommen?
A
De Amerikanen dachten dat bij de verovering van Japan veel van hun soldaten zouden sneuvelen.
B
De As-mogendheden hadden een bondgenootschap gesloten met de Sovjet-Unie
C
De Geallieerden wilden voorkomen dat de Sovjet-Unie een atoombom zou inzetten.
D
Japan weigerde zich over te geven aan de As-mogendheden.

Slide 32 - Quiz

Welke beschrijving past bij kamp Westerbork?
A
Dit kamp was oorspronkelijk gebouwd als vernietigingskamp. Van hieruit werden Joden naar Auschwitz gedeporteerd.
B
Dit kamp was oorspronkelijk bedoeld als een opvangkamp. In de oorlog werden vanuit dit kamp ruim honderdduizend Joden naar het oosten van Europa gedeporteerd.
C
Dit kamp was oorspronkelijk bedoeld voor Joodse vrouwen en kinderen. Joodse mannen werden direct doorgestuurd naar werkkampen in het oosten van Europa.
D
Dit kamp werd oorspronkelijk gebruikt om de Joden op te sluiten die bij de eerste razzia in Amsterdam werden opgepakt. Deze Joden zijn allemaal in dit kamp overleden.

Slide 33 - Quiz

Hieronder staan drie onderzoeksvragen over koningin Wilhelmina:
1 Is het leven van iemand als koningin Wilhelmina die al zo lang geleden leefde, voor mensen nu nog wel interessant?
2 Voor welke keuzes kwam koningin Wilhelmina te staan, toen ze in mei 1940 opeens in Londen terechtkwam?
3 Hoe kwam het dat de relatie tussen koningin Wilhelmina en premier Pieter Gerbrandy al snel achteruitging?

Wat voor soort vragen zijn de drie bovengenoemde onderzoeksvragen?

A
1= waarderende vraag, 2= beschrijvende vraag, 3= verklarende vraag
B
1= waarderende vraag, 2= verklarende vraag, 3= verklarende vraag
C
1= verklarende vraag, 2= beschrijvende vraag, 3= waarderende vraag
D
1= waarderende vraag, 2= verklarende vraag, 3= beschrijvende vraag

Slide 34 - Quiz

Wat gebeurde er kort voor de bevrijding met Hitler?
A
De Russische geallieerden namen Hitler gevangen
B
Hitler werd veroordeeld voor oorlogsmisdaden in Neurenberg
C
Hitler kwam om in de gevechten met de geallieerden
D
Hitler pleegde zelfmoord in een Berlijnse bunker

Slide 35 - Quiz