Persoonsvorm

Persoonsvorm schrijven
Onderdeel 2 van werkwoordspelling

Hoe schrijf je de persoonsvorm?
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Persoonsvorm schrijven
Onderdeel 2 van werkwoordspelling

Hoe schrijf je de persoonsvorm?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
- Je kunt de persoonsvorm in een zin vinden.
- Je kunt het onderwerp in een zin vinden.
- Je kunt de persoonsvorm op de juiste manier schrijven in de tt.
- Je kunt de regels van 't x-kofschip toepassen.
- Je kunt de persoonsvorm op de juiste manier schrijven in de vt.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doe je bij werkwoordspelling het eerst?
A
Ik kijk of het in te vullen woord een persoonsvorm is.
B
Ik kijk in welke tijd de zin staat.
C
Ik kijk wat het onderwerp van de zin is.
D
Ik vul maar gewoon wat in.

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Manier 1
Door een van de zin een vraagzin te maken. Het eerste werkwoord uit de zin is dan de persoonsvorm.

Voorbeeld: Jan en Kees fietsen naar school.
Fietsen Jan en Kees naar school?

Fietsen is het eerste werkwoord. Fietsen is dus de pv.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Manier 2
Door de zin van tijd te veranderen. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Voorbeeld:
Piet heeft een ijsje gekocht. -> Piet had een ijsje gekocht.
Heeft verandert in deze zin, dus heeft is de persoonsvorm.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Manier 3
 Door het getal van de zin te veranderen.Het werkwoord dat verandert, is de pv.

Voorbeeld: De jongen heeft een ijsje gegeten  -> de jongens hebben een ijsje gegeten.
Heeft verandert in de zin, dus heeft is de persoonsvorm.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep het werkwoord in het juiste vak.
PV
Geen PV
Ik HEB  een lolly gekocht.
Wij ZIJN naar de bioscoop geweest.
Ik heb een lolly GEKOCHT.
Wij zijn naar de bioscoop GEWEEST

Slide 8 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je alleen de ik-vorm?

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik-vorm
Ik-vorm + t
Jij (geven) een snoepje aan de hond.
(lopen) je met me mee naar huis?

(fietsen) je zus altijd met een omweg naar school?
(Ruimen) onmiddellijk je kamer op!

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Het onderwerp bepaalt de schrijfwijze van de persoonsvorm
Je gebruikt de ik-vorm als:
-  het onderwerp 'ik' is.
- het onderwerp 'je' is (in de betekenis van jij) en dit onderwerp        achter de persoonsvorm staat.
-  de zin in de gebiedende wijs staat.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Overige persoonsvormen
In alle andere gevallen gebruik je bij zinnen waarbij het onderwerp enkelvoud is, de ik-vorm + t .

Is het onderwerp meervoud? Dan schrijf je het hele werkwoord.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
A
Bij de tegenwoordige tijd
B
Bij alle persoonsvormen.
C
Bij de verleden tijd
D
Bij elk werkwoord

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik-vorm + de
Ik-vorm + te
Sterk ww
wuiven
verbazen
relaxen
graven
slapen
zetten
zitten
verven

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Wij hebben gisteren hardgelopen.

A
wij
B
Hebben
C
Hebben hardgelopen
D
gisteren

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Wij halen morgen een hond uit het asiel.
A
hond
B
morgen
C
wij
D
halen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantwoordt
C
beantwoord

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleedt
B
kleed
C
kleet

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

tt
De inbreker (bekennen) zijn misdaad.
A
bekend
B
bekendt
C
bekent

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

tt
De Turkse minister (rijden) weg uit Rotterdam.
A
rijd
B
rijdt
C
rijt

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Gisteren ___ onze keuken gerenoveerd.

VT
A
word
B
werd
C
wordt
D
werdt

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ons kleine katje ___ vanmorgen de nieuwe bank stuk.
VT
A
krabt
B
krabte
C
krabde
D
krabbelde

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vorig jaar ___ we die zware spullen zelf naar boven.
VT (verleden tijd)
A
sjouwde
B
sjouwdde
C
sjouwden
D
sjouwdden

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet de zin in de verleden tijd:
"Ik haast me naar het werk."

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet de zin in de verleden tijd:
"Hij beleeft een geweldige dag."

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de ik-vorm op in verleden tijd .
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij (winnen) de wedstrijd
A
Wind
B
Wint

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik (vinden) de les erg leuk
A
vind
B
vindt

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het (gebeuren) niet vaak dat ik de les niet leuk vind.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stefano repareerde alle computers in de klas.
A
tt
B
vt

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jullie hebben waarschijnlijk nog nooit een brief ...
A
gefaxt
B
gefaxet
C
gefaxd
D
gefaxed

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Cristiano Ronaldo ... na zijn winnende treffer tegen Barcelona
A
juichde
B
joech
C
juichte
D
jooch

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist?
Jan en Peter ... Ingrid met een cadeau
A
verrasten
B
verraste
C
verrastten
D
verrasden

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt
C
lant

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Goed of fout?
Tip: Het gaat om het woordje 'betaald'. Het hele werkwoord is 'betalen'.
Geef antwoord
op de volgende "dia

Slide 37 - Diapositive

Bron: Advertentiekronkels. Met dank aan F. Bierling


"Goed of fout?
Wij willen dat de klant nooit teveel betaald!
A
goed
B
fout

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Goed of fout?
Bij Media Markt weet u altijd waar u aan toe bend.
A
goed
B
fout

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Goed of fout?
Geef antwoord op de volgende dia.

Slide 40 - Diapositive

(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)
Bron: Taalfouten spotten.

Goed of fout?
Ook deze wijk steund oranje!
A
Goed
B
Fout

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekendt

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is goed?
Hij (verhuizen) ........... (v.t.) naar Bali.
A
verhuis
B
verhuiste
C
verhuist
D
verhuisde

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan het onderwerp in een zin vinden.
A
ja
B
nee

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden.
A
ja
B
nee

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan de persoonsvorm op de juiste manier schrijven in de tt.
A
ja
B
nee

Slide 47 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan de persoonsvorm op de juiste manier schrijven in de vt.
A
ja
B
nee

Slide 48 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan de regels van 't x-kofschip toepassen.
A
ja
B
nee

Slide 49 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 50 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions