07. Thema 1, week 4, les 16 bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord.
1 / 21
suivant
Slide 1: Question ouverte
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 1 - Question ouverte

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Quiz

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Quiz

Wat weet jij over het voltooid deelwoord.

Slide 4 - Question ouverte

Ik heb mijn struiken gesnoeid.

heb is een .........
A
hulpwerkwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 5 - Quiz

Mats heeft het cadeau ingepakt.

Mats geeft het ingepakte cadeau aan de juf.

Slide 6 - Diapositive

Wij hebben de wedstrijd gewonnen.



Wij hebben de tekening betaald.
De ........... wedstrijd.




De ......... rekening.

Slide 7 - Diapositive

Gebruik je een volooid deelwoord bijvoeglijk, dan komt er vaak een -e- achter het voltooid deelwoord.

Slide 8 - Diapositive

Wanneer het voltooid deelwoord op –en eindigt, dan schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord hetzelfde.

Slide 9 - Diapositive

Het water is bevroren.
Het ........... water.

Slide 10 - Question ouverte

De sommen zijn gemaakt.
De ........... sommen.

Slide 11 - Question ouverte

Ik heb het ijsje geproefd.
Het ........... ijsje.

Slide 12 - Question ouverte

Ik heb de vloer gedweild.
De ........... vloer.

Slide 13 - Question ouverte

Ik heb bloembollen gepoot.
De ........... bloembollen.

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive


Sandra heeft een advertentie gebruikt

Slide 17 - Question ouverte


Fietst het kind naar de boerderij?

Slide 18 - Question ouverte

In welk zin staat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
A
De fiets wordt gemaakt door mijn vader.
B
De gemaakte fiets is van mijn vader.
C
De fietsenmaker heeft de oude fiets gemaakt.

Slide 19 - Quiz

De kinderen hebben een debat gevolgd. Het ……….. debat.
A
vervelende
B
gevolgde
C
gezellige
D
vlotte

Slide 20 - Quiz

snappet
taal

Thema 1 - week 4 - les 16

20 x plussen

Slide 21 - Diapositive