PO - Pesten? Bring it on!

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapMentorles+2BasisschoolGroep 6-8

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Introduction

Op school wordt vaak gezegd dat pesten niet mag. “Dat hoort niet!” Maar wist je dat het uittesten van elkaar, echt ín ons zit? Het is een groepsproces: overal waar groepen samen zijn gebeurt het. Zelfs dieren, zoals mensapen, plagen en pesten! Zo simpel als “niet doen, dat hoort niet!” is het dus (helaas) niet. Pesten is er altijd geweest en het zal er altijd zijn. Belangrijker dan 'niet doen', is de vraag: hoe werkt het en wat kun je WEL doen om pesten tegen te gaan...? Daarover gaat deze les: Pesten? Bring it on!

Instructions

Overal waar groepen samen zijn komt pesten voor.
Zelfs dieren, zoals mensapen, plagen en pesten.

Zo simpel als “Niet doen, dat hoort niet!” is het dus (helaas) niet. Pesten is er altijd geweest en het zal er altijd zijn.

Belangrijker dan 'niet doen', is de vraag: hoe werkt het en wat kun je WEL doen om pesten tegen te gaan...? Daarover gaat deze les: Pesten? Bring it on!

DOEL VAN DE LES
Bewustwording van de verschillen tussen plagen en pesten, erkennen en herkennen van de verschillende rollen bij pesten en hoe je hier zélf een positieve verandering in kan maken.
WERKVORMEN
Klassikaal, individueel en in groepjes. COMPETENTIES/VAARDIGHEDEN
Betrokkenheid, empathie, acceptatie, zelfbewustzijn, zelfvertrouwen, eigenwaarde, aanpassingsvermogen, sensitief, surf, flexibiliteit.


Feuilles de travail

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Introductie
Op school wordt vaak gezegd dat pesten niet mag. “Dat hoort niet!”
Maar wist je dat het uittesten van elkaar echt ín ons zit? Dat iedereen het wel eens doet en het er dus ook bij hoort? Het is nou eenmaal iets van een groep: overal komt het voor. Zelfs dieren, zoals mensapen, plagen en pesten!

Zo simpel als 'niet doen, dat hoort niet!' is het dus (helaas) niet.

Pesten is er altijd geweest en het zal er altijd zijn. De vraag is: Wat kunnen we er mee doen?

Slide 3 - Diapositive

Groepen hebben leiders
Wij mensen leven niet in een ‘vaste’ groep.
Sommige groepen hebben wel een leider, zoals de juf of meester. Maar die gromt, bijt en brult (als het goed is) niet als er gepest wordt.

We verwachten van groepen mensen dat we er samen op letten. Dus: bij mensen kan iedereen opstaan en iets doen tegen pesten.  

Maar hoe en wat!?   

Slide 4 - Diapositive

Bekijk het filmpje.

Reflecteer op het fragment. Wat zegt Sarah Mutsaers over apen? Wat voor pestgedrag laten apen zien? Wat is er een belangrijk verschil tussen mensen en dieren. Hoe komt dat?

Bij mensen kan plagen uit de hand lopen, dan wordt het pesten.

Dit gebeurt bij dieren vaak niet/nauwelijks. Waarom? Dieren stoppen bij een bepaalde 'plaag-grens'. Doen ze dit niet, dan grijpt de leider van de groep in.

Slide 5 - Diapositive

Plagen of pesten?
Elkaars grenzen opzoeken en uittesten hoort er dus bij. En als dat een beetje plagend is, is het okay. Maar wanneer wordt plagen dan pesten? 

Wat is dan het verschil tussen plagen en pesten?

Wat denken jullie? Schrijf mee op het bord! Gebruik hiervoor een zwarte stift. 

TIP: mocht de brainstorm moeilijk op gang komen, schets dan zelf wat situaties en vraag of de leerlingen het plagen of pesten vinden. En natuurlijk; waarom dan? 


Slide 6 - Diapositive

Wat is Pesten?
Bekijk nu de resultaten van jullie brainstorm en omcirkel de elementen van pesten met rood!

Vul eventueel dingen aan die je mist.
Gebruik de denkrichting hieronder.


INFO:
De kenmerkend elementen van plagen zijn:
  • Het is gelijkwaardig, vaak met humor.
  • Niemand wordt opzettelijk kwaad gedaan.
  • Iedereen kan doelwit zijn.
  • Het gebeurt af en toe en niemand vindt het echt heel erg.

De kenmerkende elementen van pesten zijn:


  • Het is kwetsend bedoeld (of wordt zo ervaren).
  • Het is vaak gericht op één en dezelfde persoon.
  • Het gebeurt regelmatig/vaak.
  • Er is sprake een machtsverschil (bv. groot tegen klein, veel tegen weinig, sterk tegen zwak, snel tegen traag, populair tegen niet populair, etc.).

Dit kunnen leerlingen uiteraard in hun eigen woorden benoemen. Zorg dat alle zaken even worden genoemd!

Tip: Vertel de klas eventueel dat er veel onderzoek wordt gedaan naar pesten en dat onderzoekers (sociologen) deze vier kernelementen gebruiken om pesten te definiëren.


Slide 7 - Diapositive

Casus lezen
Lees het verhaal voor of lees samen het verhaal van Tessa.

Leg de leerlingen uit dat als er gepest wordt, er verschillende rollen zijn binnen een groep of situatie. Wie zijn er dan allemaal bij betrokken? Wie juist niet? Op welke manier heeft iedereen ermee te maken? En wie staan erbij en kijken ernaar…?

Kortom: Welke rollen zijn er bij deze pestsituatie te noemen?
Gebruik de personen uit het verhaal zodat je in een gesprek op de volgende rollen uitkomt:

1) De pester neemt het initiatief tot pesten. (Gijs)
2)  De gepeste. (Tessa)
3)  Assistenten pesten actief mee. (Jolijn en Abdel)
4)   Verdedigers komen op voor de gepeste. (Dewy)

5) De omstanders die meelachen met de pester(s). ( + Melany)
6) De omstanders die niets doen, maar het wel weten. (Saida +Peter)

Slide 8 - Diapositive

Aan de slag...
Okay, pesten gebeurt en iedereen heeft dus een rol. In een pestsituatie zijn er mensen die pesten, mensen die meelopen, mensen die toekijken, mensen die zich er niet mee bemoeien en natuurlijk de mensen die gepest worden.

Dat betekent we allemaal binnen die rol iets zouden kunnen doen om pesten te stoppen.

Het is nooit te laat om iets te doen.
Maar, wat kun je doen? 
Daar gaan we mee aan de slag!


Slide 9 - Diapositive

Aan de slag met het werkblad…
Maak viertallen in de klas.
Bij ongelijke aantallen kun je beter een aantal drietallen maken en meerdere werkbladen printen. Deel de werkbladen en het blad met de rollen en de casus uit.


STAP 1
Individueel: KIES EEN ROL
Iedereen kiest één van de twee rollen in de hoek van het werkblad waar je nu zit. Lees het korte stukje dat bij jouw rol staat en leef je in.

-Welke rol heb jij in dit verhaal?
-Hoe verhoud jij je tot anderen?
-En (het belangrijkste…) wat ga of kun JIJ doen om de situatie te verbeteren?!

STAP 2
Bedenk zelf wat je allemaal anders zou kunnen doen (in de rol die je hebt gekozen) om de situatie te verbeteren. Je hoeft het niet op te lossen maar wat kun je doen om iets te veranderen.
Welke stappen zet jouw rol?

Leg uit: Iedere leerling schrijft in zijn eigen vakje naast de rol zoveel mogelijk ideeën en antwoorden op de vraag die in het midden van het blad staat. Zonder overleggen dus!

Wat zouden deze rol kunnen of moeten doen om pestgedrag aan te pakken? Welk gedrag kan hij of zij zelf kiezen om iets te doen? Wat zou er moeten gebeuren om echt een verandering te brengen?


Let op: Bedenk wel dat je moet denken als je rol, dus het hoeft niet als jezelf!

Slide 10 - Diapositive

Stap 3
Bespreek nu om en om wat jullie individueel hebben bedacht.
Bespreek de oplossing van elke rol.

Bespreek samen wat per rol het beste idee of gedrag is. Zet de conclusie in het eindvak.

Als alle vier de antwoorden in het eindvak staan, bespreken jullie als viertal of de dingen die jullie verzonnen hebben zouden helpen in de ‘pestsituatie’ van…

  • Zou het helpen? Waarom wel, waarom niet? Is er meer nodig denken jullie?
  • Zien jullie de dingen die jullie hebben bedacht in het echt ook gebeuren? Of is het meer iets dat je zegt en niet echt doet? En waarom?
  • Hoe zou de rest van de rollen reageren op wat jullie hebben bedacht?

Slide 11 - Diapositive

Uitkomsten
Bespreek klassikaal een aantal groepjes.
Wie wil zijn uitkomst delen? Wie denken dat ze iets hebben dat werkt?  Wie komen er niet uit? Wie vond het lastig? Etc.

Zoals jullie met elkaar hebben opgehaald blijkt dat iedereen, in welke rol dan ook, iets kan doen om pesten aan te pakken. Je kunt soms niet een pest-probleem oplossen maar je kunt altijd wel je eigen gedrag veranderen! Alles heeft altijd effect op een ander ook al lijkt dat soms niet zo.

Vertel je leerlingen dat:

1)    Voor ‘jezelf’ denken (Wat doe ik? Wat betekent dat voor anderen?) heel belangrijk is.

2)    Je je bewust moet zijn dat bij pestgedrag altijd de (eerder genoemde) rollen vervuld worden. In elke situatie en in elke rol kun je op pauze drukken en denken: Wat doe ik?. En vervolgens… Wat kan ik anders doen?

3)    Iedereen kan -nu of in de toekomst- een verschil maken bij pesten.
Dat KUN je zonder twijfel, de vraag is alleen, doe je het ook als het nodig is??


* Het heeft grote meerwaarde als je als leerkracht zelf een persoonlijk verhaal kunt delen hierover: ben je ooit gepest, was je ooit meeloper, een pester? En wie maakte in die situatie het positieve verschil? Wat zou je anders doen als je de kans had?
LET OP: doe dit alleen als je je er goed en veilig bij voelt.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions