le 29 mai
1 / 18
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Welk werkwoord? être of avoir?
Vous êtes
Vous êtes
timer
0:30
A
être
B
avoir
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
être of avoir?
Il a
Il a
timer
0:30
A
être
B
avoir
Slide 8 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir of être in:
Je (être) en sixième.
Je (être) en sixième.
timer
0:30
Slide 9 - Question ouverte
À dix heures, nous (avoir) anglais.
timer
0:30
Slide 10 - Question ouverte
avoir of être?
Nila ... très contente
Nila ... très contente
timer
0:30
Slide 11 - Question ouverte
avoir of être?
J'... un chien.
J'... un chien.
timer
0:30
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Heb je je doel behaald?
1. Ik kan het werkwoord 'aller' vervoegen
2. Ik kan in het Frans vertellen wat ik komende week ga doen.
1. Ik kan het werkwoord 'aller' vervoegen
2. Ik kan in het Frans vertellen wat ik komende week ga doen.
A
Ja
B
Nee
