Question Tags herhaling

Question Tags
Korte vraagjes

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Question Tags
Korte vraagjes

Slide 1 - Diapositive

Question Tags
Grammar is cool, isn't it?
Hierboven zie je een voorbeeld van een question tag. 
Een question tag is de korte vraag aan het einde van de zin. 
Je vraagt eigenlijk: 'klopt dat?' of 'Ben je het ermee eens?' 
In het Nederlands gebruik je dan: 'vind je niet?', 'toch?', 'hè?' 
 In het Engels is er een regel voor het maken van deze  
question tags. 

Slide 2 - Diapositive

Question Tags
Hoe maak je een question tag? 
De regel: 
 
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)

Slide 3 - Diapositive

Question Tags
Voorbeelden: 
He is a teacher at this school, isn't he? 
(Zin voor de komma = + dus na de komma = - ) 
 
They can't speak Dutch, can they? 
(zin voor de komma = - dus na de komma = + )

Slide 4 - Diapositive

Question Tags: Samenvatting
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-)  
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+) 
Je herhaalt de vorm van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpww (can, have, Should, could, would).  
Geen hulpww dan do/don't, does/doesn't of did/didn't.
Je herhaalt het onderwerp. Soms moet je dit vervangen door  
he, she, it, we, you, they. 

Slide 5 - Diapositive

Let's practise
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen door de juiste question tag te kiezen. 

Slide 6 - Diapositive

He is a good singer, …………?
A
is he
B
isn't he
C
he is
D
he isn't

Slide 7 - Quiz

You're a big fan,.....?
A
are you
B
aren't you
C
you are
D
you aren't

Slide 8 - Quiz

They aren't married,.....?
A
are they
B
aren't they
C
they are
D
they aren't

Slide 9 - Quiz

You walk an hour every day, ……?
A
do you
B
don't you
C
walk you
D
walken't you

Slide 10 - Quiz

He can help you,...….?
A
can he
B
can't he
C
he can
D
he can't

Slide 11 - Quiz

Exercise 2
Nu volgen er een aantal open vragen. 
Je moet zelf de question tag maken. 
Lees de zin voor de komma goed en maak de question tag. 
Succes!

Slide 12 - Diapositive

Vera is Bob's sister, ……..?

Slide 13 - Question ouverte

You aren't family, …….?

Slide 14 - Question ouverte

They could help you with that, ……?

Slide 15 - Question ouverte

We have told you this before,...….?

Slide 16 - Question ouverte

Miss Noé explains the grammar, …….?

Slide 17 - Question ouverte

Gerard isn't a big football fan, ………?

Slide 18 - Question ouverte

The cat isn't drinking the milk, ……..?

Slide 19 - Question ouverte