D- toets: Mi familia - Tarea 2

Vertaal de volgende  zinnen naar het Spaans.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Vertaal de volgende  zinnen naar het Spaans.

Slide 1 - Diapositive

Zij heeft blauwe ogen.

Slide 2 - Question ouverte

Zij is donker (haarkleur).

Slide 3 - Question ouverte

Hij heeft krullen.

Slide 4 - Question ouverte

Zij heeft een grote mond.

Slide 5 - Question ouverte

Hij is slank.

Slide 6 - Question ouverte

Hij is kaal.

Slide 7 - Question ouverte

Zij is roodharig.

Slide 8 - Question ouverte

Hij heeft een snor.

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf het tegenovergestelde op van de volgende woorden. 

Slide 10 - Diapositive

simpático = ................

Slide 11 - Question ouverte

vago = ...............

Slide 12 - Question ouverte

tener calor = ................

Slide 13 - Question ouverte

Geef het juiste aanwijzende voornaamwoord aan. 

Slide 14 - Diapositive

........... libro aquí es de Paco.
A
este
B
ese
C
aquel
D
aquello

Slide 15 - Quiz

.............. chica allí se llama Carmen.
A
esa
B
esta
C
aquella
D
aquello

Slide 16 - Quiz

.......... profesor ahí es muy simpático.
A
este
B
ese
C
aquel
D
eso

Slide 17 - Quiz

............ camisetas de ahí son más baratas que estas.
A
estas
B
esas
C
aquellas
D
esos

Slide 18 - Quiz

Beschrijf het uiterijk van de volgende personen.

Benoem  minimaal de lengte (klein, groot), de breedte (dun, slank, dik), de ogen, het haar, de mond en de neus. 

Let op: Gebruik de werkwoorden ser en tener op de juiste manier. 

Slide 19 - Diapositive

Beschrijf het uiterlijk.

Slide 20 - Question ouverte

Beschrijf het uiterlijk.

Slide 21 - Question ouverte

Beschrijf het uiterlijk.

Slide 22 - Question ouverte