Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Periode 4 elektriciteit
Herhaling
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Spanningsbron
Iets wat stroom geeft, noemen we een spanningsbron.
Voorbeelden van spanningsbronnen zijn batterijen, accu's, stopcontact en een dynamo.
Slide 3 - Diapositive
Stroomdraad
Een stroomdraad bestaat uit koperdraad met daarom heen kunststof. Het koper geleidt de stroom en het kunststof dient als isolatie, zodat je geen schok krijgt als je een stroomdraad aanraakt.
Slide 4 - Diapositive
Wat heb je nodig voor een stroomkring?
A
stroomdraden en een lampje
B
batterij, stroomdraden en een lampje
C
schakelaar, lampje en stroomdraden
D
batterij, schakelaar en een lampje
Slide 5 - Quiz
In welke richting stromen elektronen bij gelijkspanning?
A
Van plus- naar minpool
B
In beide richtingen
C
Van min- naar pluspool
D
Anders
Slide 6 - Quiz
Sleep de naam en de functie naar het juiste deel van de onderste draad
koper
kunststof
geleidt
isoleren
Slide 7 - Question de remorquage
Wat is geen spanningsbron?
A
Batterij
B
Dynamo
C
Accu
D
Lampje
Slide 8 - Quiz
Een ander woord voor stroomkring is
A
spanningsbron
B
symbolen
C
schakeling
D
kring
Slide 9 - Quiz
Op de volgende dia kun je zelf een stroomkring maken!
Slide 10 - Diapositive
https:
Slide 11 - Lien
Door naar de opdrachten!
maak nu zelf een stroomkring met:
-1 batterij
-2 lampjes
klaar?
probeer 1 lampje aan en uit te kunnen een schakelaar
en nu met 2 schakelaars
Slide 12 - Diapositive
stroomkring weergeven
een stroomkring tekenen doen we met symbolen. dat is makkelijker en duidelijker.
Slide 13 - Diapositive
maak de volgende schakelingen
Slide 14 - Diapositive
Welke van deze stoffen zijn geleiders?
A
koper, ijzer en zink
B
zink, kunststof
C
plastic en kunststof
D
ijzer, plastic en koper
Slide 15 - Quiz
87 MA = ... A
A
0,087 A
B
0,87 A
Slide 16 - Quiz
0,008 A = .... mA
A
0,8 mA
B
8 mA
Slide 17 - Quiz
Een lampje van 6 V brandt niet op een spanning van 1,5 V.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Als je een lampje van 6 V aansluit op een spanning van 12 V, gaat het kapot.
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quiz
De grootte van een spanning wordt gemeten in
A
watt
B
volt
C
ampère
D
vermogen
Slide 20 - Quiz
De meeste huishoudelijke apparaten zijn ontworpen voor een spanning van: