250107TR 2.1 Personages, 3.1 Personages 2, Spanning

H1a'ers, welkom bij deze les Nederlands!
  • Ga lekker zitten!
  • Op de plattegrond zie je waar je moet zitten.
  • Pak alvast je pen en je laptop.
  • Je laptop blijft dichtgeklapt!

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H1a'ers, welkom bij deze les Nederlands!
  • Ga lekker zitten!
  • Op de plattegrond zie je waar je moet zitten.
  • Pak alvast je pen en je laptop.
  • Je laptop blijft dichtgeklapt!

Slide 1 - Diapositive

H1b'ers, welkom bij deze les Nederlands!
  • Ga lekker zitten!
  • Op de plattegrond zie je waar je moet zitten.
  • Pak alvast je pen en je laptop.
  • Je laptop blijft dichtgeklapt!

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?
  1. Lezen in je leesboek (10 minuten)
  2. Personages & spanning (10 minuten)
  3. Maken opdrachten (20 minuten)

Slide 3 - Diapositive

Even lekker lezen...

Slide 4 - Diapositive

Doel van deze les
Na deze les:
  • Kun je (weer) het onderscheid maken tussen hoofdpersonen en bijpersonen
  • Weet je wat “karakterontwikkeling” betekent en kun je dat herkennen
  • Weet je wat ronde en platte karakters zijn én kun je die ook benoemen
  • Kun je spanningsvragen bedenken
  • Kun je ontknopingen en klifhangers in verhalen benoemen

Waarom is dit belangrijk:
Weten wat platte en ronde karakters zijn zorgt ervoor dat je teksten beter begrijpt. Als je erop let, is het meestal leuk om te zien hoe een karakter zich ontwikkelt. En als je zélf spanningsvragen bedenkt tijdens het lezen, wordt lezen meestal leuker. Net als bij het herkennen van ontknopingen en klifhangers.

Slide 5 - Diapositive

Personages in films, boeken, series
  • Hoofdpersonen
  • Bijpersonen 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

Hoofdpersonen
Over hoofdpersonen kom je meestal veel te weten. Bijvoorbeeld:
  • Wat hij of zij denkt of voelt
  • Wat karaktereigenschappen zijn
  • Hoe hij of zij eruitziet
  • Waar hij of zij woont, in wat voor huis en met wie

Slide 10 - Diapositive

Bijpersonen
Hierover kom je veel minder te weten.
  • Meestal geen gedachten of gevoelens.
  • Vaak alleen maar de naam.

Slide 11 - Diapositive

Karakterontwikkeling

Slide 12 - Diapositive

Karakterontwikkeling

Slide 13 - Diapositive

Karakterontwikkeling
Ronde karakters:
  • Hebben meer eigenschappen
  • Reageren anders op verschillende situaties
  • Meestal hoofdpersonen

Platte karakters:
  • Hebben weinig eigenschappen
  • Zijn voorspelbaar in hoe ze reageren
  • Meestal bijpersonen

Slide 14 - Diapositive

Spanning
  • Wil je steeds verder lezen in een verhaal? --> Spanning!
  • Spanningsvraag:
    "Wie heeft het gedaan?"
    "Worden ze verliefd op elkaar?"
  • Antwoord op spanningsvraag = ontknoping
  • Eindigt hoofdstuk op spannend moment? --> Klifhanger!

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Maken opdrachten
1. Wat moet je doen?
Maak van § 3.1 opdrachten 3 en 6.
2. Waarom doen we deze opdracht?
Zo leer je wat spanning is en hoe je platte en ronde karakters uit elkaar kunt houden.
3. Hoe pak je het aan en welke hulp kun je krijgen?
Overleg met je buurman of buurvrouw. Komen jullie er niet uit? Steek je vinger in de lucht en ik kom je helpen.
4. Hoeveel tijd krijg je?
20 minuten
5. Wat doen we ermee?
Vragen over spanning, ronde karakters en platte karakters kunnen gevraagd worden voor boekopdrachten.
6. Wat doe je als je klaar bent?
Maak van § 3.1 opdracht 7.

Slide 17 - Diapositive

Afspraken
  • Als ik praat, zijn jullie stil.
  • Als je de beurt krijgt, luister ik naar jou en zijn we verder allemaal stil.
  • Heb je mij nodig, wil je iets vragen? Steek je vinger in de lucht.
  • Je komt rustig het lokaal binnen en gaat zitten op je plek volgens de klasseplattegrond. Je legt gelijk je pen, schrift, leesboek en leerboek klaar; je laptop blijft in je tas.
  • Naar de WC mag tijdens de les alléén als we opdrachten aan het maken zijn.
  • Elke les heb je bij je: Pen, schrift, leerboek, leesboek en laptop (opgeladen).

Slide 18 - Diapositive