Nederlands Tekstverbanden

Heb je er zin in?
0100
1 / 23
suivant
Slide 1: Sondage
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Heb je er zin in?
0100

Slide 1 - Sondage

Doelen
- kennismaken met tekstverbanden 
- kennismaken met signaalwoorden

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Tekstverbanden

Slide 4 - Carte mentale

signaalwoorden

Slide 5 - Carte mentale

Tekst
VeiligheidNL heeft de laatste jaren meerdere adviezen aangepast, ingetrokken of afgezwakt. “Zo zeiden we eerst: niet steppen en skaten bij nat weer. Dat advies is geschrapt. En meerdere kinderen op een trampoline raden we ook niet langer af.

Slide 6 - Diapositive

“Zo zeiden we eerst: niet steppen en skaten bij nat weer.” Welk verband wordt er vooral aangegeven met het woordje ‘Zo’?
‘Zo’
A
geeft vooral aan dat een vergelijking van de diverse adviezen volgt.
B
geeft vooral aan dat er voorbeelden van gewijzigde adviezen volgen.
C
geeft vooral de aanleiding voor de gewijzigde adviezen weer.
D
geeft vooral een verklaring weer voor het veranderen van adviezen.

Slide 7 - Quiz

Tekst:

(6) “Dat kinderen van nu beter kunnen multitasken, zoals weleens gedacht wordt, is een illusie”, zegt Paul Kirschner, hoogleraar onderwijs- psychologie aan de Open Universi- teit. “Tal van onderzoeken tonen aan dat het voor de mens onmogelijk is twee informatieverwerkende proces- sen tegelijkertijd uit te voeren, zonder verlies van snelheid en nauwkeurigheid.”
(7) Zo hadden studenten die tijdens het leren af en toe een Facebookbericht ontvingen, bijna twee keer zo veel tijd nodig om een tekst te leren. En studenten die zich tijdens het leren door sociale media lieten storen, scoorden 1 tot 1,5 punt lager, bleek uit onderzoek van Kirschner zelf. Studenten die zichzelf veel smartphonepauzes gunnen, blijken bovendien niet bereid de benodigde extra tijd in het leren te steken.

Slide 8 - Diapositive


Wat is het verband tussen alinea 7 en de laatste zin van alinea 6?

A
Alinea 7 en de laatste zin van alinea 6 vormen een opsomming.
B
Alinea 7 en de laatste zin van alinea 6 vormen een tegenstelling.
C
Alinea 7 geeft de gevolgen bij de laatste zin van alinea 6.
D
Alinea 7 geeft een uitleg bij de laatste zin van alinea 6.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

functies inleiding

Slide 11 - Carte mentale

(1) “Niet rennen, Daantje! Niet rennen!” In de speeltuin in het Utrechtse Máximapark krijgt een moeder haar zoontje van zes niet mee naar huis. Op zijn sokken rent hij terug naar het speeltoestel, maar onderweg struikelt hij en barst in huilen uit. “Ik zei toch, niet rennen!”  

(2) Veel ouders zijn van nature  voorzichtig, maar als je als ouder te vaak ‘pas op’ roept, leert een kind niet om zelf op te letten. Dat is de boodschap van VeiligheidNL, het expertisecentrum dat vrijdag een campagne lanceerde om risicovol
spelen van kinderen te bevorderen. Ga risico’s niet uit de weg, geeft het instituut aan. Laat je kind een keer een fikkie stoken, met een zakmes spelen of van een berg af fietsen.

Slide 12 - Diapositive

Een tekst kan op verschillende manieren ingeleid worden.
Wat zijn de twee belangrijkste manieren die gebruikt worden in
alinea 1 en 2?
A
de aanleiding voor het schrijven van de tekst weer te geven
B
de nieuwste inzichten uit recent onderzoek te noemen
C
een deskundig persoon het onderwerp te laten introduceren
D
een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst te geven

Slide 13 - Quiz

(1) De gezichten in de klas van biologiedocent Steven Geurts in Heeswijkinther waren vaak naar beneden gericht, op schermpjes. “Hoe interessant mijn les ook is, ik win het gewoon niet van zo’n apparaatje”, zegt Geurts, die kon blijven waarschuwen en innemen, zijn record is vijftien telefoons in één les.
(2) Hij was het zat ‘politieagentje te moeten spelen’. Daarom kocht hij vorig schooljaar een telefoontas: een soort schoenenzak met dertig genummerde vakjes waar leerlingen tijdens de les hun telefoon in doen. 
(3) “Het bevalt fantastisch”, zegt Geurts. “Leerlingen zijn actiever en hebben meer aandacht voor de les.” Dat valt ze zelf ook op. In een opstel voor het vak Nederlands over de telefoontas schreef een leerling dat nu vaker vragen worden gesteld die met het onderwerp van de les te maken hebben. De interesse in het vak lijkt gestegen te zijn.

Slide 14 - Diapositive

Hoe wordt de tekst ‘Scholen worstelen nog met schermpjes in de klas’ vooral ingeleid in alinea’s 1, 2 en 3 samen?


A
door een samenvatting van de tekst te geven
B
door een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst uit te werken
C
door een waarschuwing bij het onderwerp te geven
D
door het centrale probleem van de tekst te benoemen

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

functies van slot

Slide 17 - Carte mentale

(8) In alle eerlijkheid, het verplichten van doggybags lost het voedselprobleem niet op. Westerse porties zullen onbeschaamd groot blijven, mensen zullen zich blijven volproppen met veel meer calorieën dan nodig en ook zullen in restaurants en elders nog steeds onnoemelijke hoeveelheden goed eten in de vuilnisbak verdwijnen. Dat moet allemaal beter en het is lang niet altijd de overheid die dat met een wet kan bewerkstelligen. Wat en hoe we eten, bevindt zich op de grens tussen onze individuele vrijheid en gezamenlijke verantwoordelijkheid. Daarom is het prijzenswaardig dat de Franse overheid stelling neemt. En daar zou de Nederlandse overheid een voorbeeld aan mogen nemen.

Slide 18 - Diapositive

Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten:

Welke drie manieren vind je terug in alinea 8?
A
door een aanbeveling te doe
B
door een conclusie te trekken
C
door een samenvatting te geven
D
door een toekomstverwachting te geven

Slide 19 - Quiz

Welke tekstdoelen kennen jullie?

Slide 20 - Question ouverte

Weet je nu wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn?
JA
Nee

Slide 21 - Sondage

Herken je tekstverbanden en signaalwoorden in een tekst?
Ja
Nee

Slide 22 - Sondage

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage