Les 1 H4 argumenteren

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Goedemorgen!

• Lezen uit je leesboek
• Opdracht 5 H3 opdracht 7, 8 en 9 bespreken
• Leerdoelen
  
• H4: argumentatie 2: tegenargument en weerlegging
  
• Aan de slag

• Les afsluiten en huiswerk noteren

Wat gaan we doen?

Stil lezen

https://www.google.com/url?sa=i&url=https%3A%2F%2Fneerlandistiek.nl%2F2020%2F06%2Fkern-is-uit%2F&psig=AOvVaw3QTwLgBwJEhEq0IRj6BG3A&ust=1694203374100000&source=images&cd=vfe&opi=89978449&ved=0CA4QjRxqFwoTCOCY-MalmYEDFQAAAAAdAAAAABAD

Pak opdracht 5 van H3 lezen erbij. (blz. 82)

We kijken opdracht 7, 8 en 9 na.

Leerdoelen/lesdoelen

• Je kunt standpunten, argumenten, tegenargumenten en      weerleggingen in een tekst herkennen.
• Je kunt een argumentatie met tegenargumenten en weerlegging weergeven in een schema.

Na een argument voor het standpunt

Soms ben je het niet met de argumentatie eens en ga je er tegenin.

Tegenargument en weerlegging

Bijvoorbeeld: 

Ik vind dat de gemeente een goede manier van afvalscheiding heeft ingevoerd. (standpunt) 

Afgelopen jaar is daardoor maar liefst 61% meer afval op milieuvriendelijke wijze verwerkt. (argument voor) 

Tegenargument en weerlegging

Bijvoorbeeld: 

Daar staat tegenover dat het afvalscheidingssysteem te ingewikkeld is geworden met voor ieder huishouden een groente-, fruit- en tuinafvalcontainer met een groene deksel, een papiercontainer met een blauwe deksel, een plasticcontainer met een oranje deksel, en een textiel- en glascontainer in de buurt. (argument tegen) 

Tegenargument en weerlegging

Bijvoorbeeld: 

Uit onderzoeken in andere gemeenten in Brabant die met dit systeem werken, blijkt echter dat burgers heel snel wennen aan deze nieuwe manier van afvalscheiding. (weerlegging)

Let goed op signaalwoorden die een tegenstelling aangeven! (maar, echter, toch, desondanks bijv.)

Opdracht Zondag met Lubach

1. Wat is zijn standpunt? Welke argumenten geeft hij?
2. Zijn dit feitelijke argumenten of waarderende argumenten?
3. Geeft hij ook tegenargumenten? En hoe weerlegt hij deze?

Opdracht Zondag met Lubach

1. Wat is zijn standpunt? Welke argumenten geeft hij?
2. Zijn dit feitelijke argumenten of waarderende argumenten?
3. Geeft hij ook tegenargumenten? En hoe weerlegt hij deze?

Aan de slag

Maak opdracht 1 en 2 van lezen H4 blz.

Klaar? Kijk al je gemaakte opdrachten kritisch na met een nakijkboekje en ga daarna lezen uit je leesboek.