De Geo H2.5 Bewoonbare aarde

§ 5: Bewoonbare aarde
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§ 5: Bewoonbare aarde

Slide 1 - Diapositive

Klimaat en landschapszones
Waar wonen mensen op aarde en waarom wonen ze daar?
Dat heeft te maken met het klimaat en het landschap dat daarbij hoort.

Slide 2 - Diapositive

Doel van deze les:
  1. Je kunt de klimaten en het landschap dat daarbij hoort herkennen
2. Je kunt de 4 klimaten herkennen op een Klimaatdiagram 
3. Je kunt de klimaatzones op aarde aangeven
4. Je weet het verschil tussen weer en klimaat
5. Je weet dat de bevolkingsspreiding en bevolkingsconcentratie  veel met klimaat te maken heeft

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Wat is het verschil tussen weer en klimaat? (max. 2 zinnen)

Slide 5 - Question ouverte

Wat is een klimaatzone (1 zin)?

Slide 6 - Question ouverte

De 4 klimaatzones
1. De tropische zone
2. De droge zone
3. De gematigde zone
4. De koude zone

Slide 7 - Diapositive

Kijk naar buiten. Geef in maximaal 3 zinnen een beschrijving van het weer van vandaag.

Slide 8 - Question ouverte

Het beschrijven van weer
Bevat altijd de kenmerken:
1. Temperatuur 
2. Neerslag
(bewolking)
3. Wind

Slide 9 - Diapositive

Klimaat
Het klimaat wordt niet per dag, maar over een periode van 30/40 jaar bepaald in een groot gebied.

Het klimaat valt af te lezen in een klimaatdiagram (of grafiek)

Slide 10 - Diapositive

De klimaatdiagram
Hoe lees je deze diagram af?

Waar staat de (rode) lijn voor?

Waar staan de (blauwe) staven voor?

Slide 11 - Diapositive

Bevolking en klimaat
In provincies die rood 
gekleurd zijn wonen 
meer mensen dan in gele 
provincies.

Slide 12 - Diapositive

Geef een beschrijving van het klimaat in de rode provincies.

Slide 13 - Question ouverte

Waarom zijn bepaalde gebieden op aarde (bijna) onbewoond?
De meest onbewoonde plekken op aarde zijn:

1. bergachtig (te hoog)
2. te droog
3. te koud (soms in combinatie met te hoog)
Mensen wonen op plekken waar voldoende neerslag valt en het niet te koud of te warm is 

Slide 14 - Diapositive

Wat doen we in de les?
- In het werkboek maken we opdrachten 1,3,4,7 en 8 
met het basisboek. Belangrijkste is opdr. 4!
- Atlasopdrachten 6, 7 
- De rest van de opdrachten 2,5, 10 
-online het uitreksel op degeo-online

Slide 15 - Diapositive

Wat meet je als je "het weer" wilt bepalen?
A
Warmte en de kou
B
Warmte, regen en wind
C
Hoeveel graden het is over lange tijd
D
Warmte en de temperatuur

Slide 16 - Quiz

Hoe kun je het klimaat van een gebied bepalen?
A
Je meet de warmte, neerslag en de wind
B
Je meet hoe warm het is gedurende 1 jaar
C
Je meet het weer over lange tijd
D
Je kijkt naar de zomer- en wintertemperauur

Slide 17 - Quiz


A
Droog klimaat
B
Poolklimaat
C
Gematigd klimaat
D
Tropisch klimaat

Slide 18 - Quiz


A
Poolklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Droog klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 19 - Quiz


A
Droog klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Poolklimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 20 - Quiz


A
Droog klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Poolklimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 21 - Quiz


A
tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Pool klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 22 - Quiz

Klimaatdiagram
Dit is een grafiek waarin je kunt aflezen welk klimaat een plaats of gebied heeft.

Oefenen:

Slide 23 - Diapositive


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Poolklimaat

Slide 24 - Quiz


A
Tropisch klimaat
B
Poolklimaat
C
Gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 25 - Quiz


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Poolklimaat

Slide 26 - Quiz


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Pool klimaat

Slide 27 - Quiz

In welke klimaatzone vind je de grootste bevolkingsconcentraties?
A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Pool klimaat

Slide 28 - Quiz

Op welk schaalniveau heb je de klimaten, landschap en bevolkingsspreiding nu bekeken in deze les?
A
Lokale schaal
B
Continentale schaal
C
Nationale schaal
D
Mondiale schaal

Slide 29 - Quiz

Kijk nog een keer naar de dia met de lesdoelen = nr. 2
Heb jij alle doelen gehaald?

Slide 30 - Diapositive