Les 4: non-verbale communicatie en stemgebruik

Hallo allemaal

- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten

- Ipad en leesboek op tafel

- log alvast in op Lesson Up

Lezen

2.5: grammatica

korte terugblik

Noem eens de 3 verschillende soorten gesprekssituaties?

Noem eens doelen die gesteld kunnen worden bij kijken en luisteren?

Lesdoelen 

Ik ken:

- wat non-verbale communicatie is en kan informatie halen uit non-verbale communicatie

- Ik weet hoe ik mijn stem kan gebruiken om de aandacht van de luisteraars vast te houden.  

Communicatie 

Als de ontvangers moeite willen doen om precies te begrijpen wat de zender bedoelt.

1. De informatie moet aansluiten bij de voorkennis van de ontvanger.

2. De informatie moet goed gestructureerd zijn.

3. Het taalgebruik van de zender moet aansluiten bij de taalvaardigheid van de ontvanger.

4. De informatie moet boeiend gebracht worden.

Soorten communicatie

Verbale communicatie :

•  je zelf uiten met woorden en/of geluiden. gesproken en geschreven.

Non verbale communicatie: 

• communiceren zonder woorden. zoals gebaren/ oogcontact

Wat voor een non verbale communicatie van jouw  docent heb je gezien toen je het lokaal binnen kwam lopen ?

1. de docent gaf een knipoog
2. De docent glimlachte
3. De docent gaf knikjes met haar hoofd

Zag je vanaf het begin van de les bij je docent verbale of non -verbale communicatie?

1. Verbale communicatie
2. Allebei
3. Non verbale communicatie

Welke communicatie is het belangrijkste?

verbaal of non verbaal?

Maar liefst  93% van wat je wilt overbrengen, gebeurt via non-verbale signalen! 

Woorden vormen dus maar een klein deel van de communicatie tussen mensen. 

Wat verstaan wij precies onder nonverbale communicatie?

1. houding
2. oogcontact
3. gebaren en bewegingen
4. uiterlijk

Houding

Een goede houding straalt zelfverzekerdheid uit. Je lichaamshouding heeft invloed op je manier van spreken en op het contact met je luisteraar.

Een houding die zelfvertrouwen uitstraalt is als volgt:

• Voeten ter hoogte van je schouders
• Schouders naar achteren
• Borst naar voren
• Rug recht
• Kin omhoog
• Handen in het zicht (niet in je zakken of om je mobiel!)
• Kijk naar voren en maak je lang.
• Maak oogcontact met de luisteraars

1. geschrokken
2. bang
3. blij
4. boos

1. Moe
2. boos
3. hoofpijn
4. nadenken

1. Boos
2. Blij
3. Hoofdpijn
4. verward

Aan het werk

Hoofdstuk 3, §3.6 spreken, kijken en luisteren, opdr 4 en 8

Klaar? 

1. nakijken
2. woorden oefen met de woordtrainer of lezen in je leesboek

Niet klaar? dan is dit je huiswerk