ex 6 1 B
2 a débutant – groen / intermédiaire – blauw / avancé – rood /expérimenté – zwart
b Ze heeft een niveau avancé, de kleur rood past bij Samira.
3 a Maak een tandemsprong met een instructeur.
b d’abord, om aan te geven dat je een 1e x het best een tandemsprong kunt maken.
c 1 On décolle, on se lance d’une montagne. / 2 On vole à une hauteur. / 3 On atterrit.
4 Zijn eerste vlucht was onvergetelijk. Het was vlak bij Grenoble. Hij vergelijkt zichzelf met een vogel die vliegt. Het ging snel. Het begon te regenen.
5 a vrai / b vrai / c vrai / d faux
6 1 Titouan /2 Samira / 3 Titouan / 4 Raphaël / 5 Samira
7 Titouan, want hij wil meedoen met de Olympische Spelen.
8 a 1 de kracht
2 gevorderd
3 Voorbeeldantwoorden: pratiquer (intoduction) beoefenen / air (introduction) lucht difficile (r. 3) moeilijk / montagne (r. 4) berg / torrent (r. 5) (berg)stroom /cascade (r. 5) waterval naturel (r. 7) natuurlijk / nature (r. 8) natuur /sensation (r.9) gevoel / expérience (r.25) ervaring sécurité (r. 29) veiligheid /cyclistes (r. 45) fietsers /compétitif (r. 54) competitief /progressé (r. 59) vooruitgegaan / participer (r. 61) meedoen
b 1 op zoek chercher/rechercher / 2 men klimt faire de l’escalade / 3 honderden cent / 4 snelheid vite
9 Hij lijkt niet goed gekeken te hebben naar de veiligheidsregels over het weer.
10 a Il doit – (hier) het moet Tu dois – jij moet
b Il faut