Chapitre 6 - C: grammaire

Chapitre 6
Bon ap'!

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Chapitre 6
Bon ap'!

Slide 1 - Diapositive

Ça va aujourd'hui?
A
Ça va.
B
Comme ci comme ça
C
Ça va bien!
D
Ça ne va pas bien.

Slide 2 - Quiz

Aujourd'hui, c'est le ...
Objectif: Aan het einde van de les ken ik de zinnen die nodig zijn om in een restaurant een voorgerecht, een hoofdgerecht en een nagerecht te bestellen en om de rekening vragen in het Frans. Heb je het aanwijzend voornaamwoord in het Frans geoefend.
 
Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?
- Le vocabulaire 
- Aanwijzend voornaamwoord
- Les devoirs

Slide 3 - Diapositive

Le vocabulaire

Slide 4 - Diapositive

Wat zie je op het plaatje?
A
un plat principal
B
un dessert
C
une boisson

Slide 5 - Quiz

Wat zie je op het plaatje?
A
une entrée
B
un gâteau
C
un dessert

Slide 6 - Quiz

Wat zie je op het plaatje?
A
l'assiette
B
l'addition
C
l'entrée

Slide 7 - Quiz

Wat zie je op het plaatje?
A
un petit-déjeuner
B
une entrée
C
un plat principal
D
un goûter

Slide 8 - Quiz

Pardon, monsieur...

Wat bedoelt de ober met de volgende zinnen?

Maak de juiste combinaties

Slide 9 - Diapositive

Vous avez reservé?
Asseyez-vous!
Vous désirez quelquechose à boire?
Voilà, la carte.
Vous avez choisi?
Vous avez fini?
Bon appétit!
Heeft u gereserveerd?
Gaat u zitten?
Wilt u iets drinken?
Alstublieft, de menukaart.
Heeft u een keuze kunnen maken?
Bent u uitgegeten?
Eet smakelijk!

Slide 10 - Question de remorquage

Je voudrais...


Maak de juiste combinaties

Slide 11 - Diapositive

Een tafel voor twee personen, s.v.p.
Ik zou graag willen ...
Ik neem...
Als voorgerecht, neem ik...
Als hoofdgerecht, neem ik ...
Als toetje, neem ik...
Mag ik de rekening, s.v.p.?
Une table pour deux personnes, s.v.p.
Je voudrais...
Je prends...
Comme entrée, je prends...
Comme plat principal, je prends...
Comme dessert, je prends...
L'addition, s.v.p.

Slide 12 - Question de remorquage

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 13 - Diapositive

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze

Slide 14 - Quiz

Toelichting aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands 
Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt.
 Dat = aanwijzend vnw

Slide 15 - Diapositive

Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 16 - Quiz

En dan nu in het Frans..
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:






Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Slide 17 - Diapositive

Stappenplan aanwijzend vnw
Stap 1 : Kijk naar het woord ACHTER het aanwijzend voornaamwoord. 
Staat het in het meervoud? [meestal eindigt het op  x / s.] --> gebruik CES
par exemple: Ces garçons ont beaucoup de devoirs  
Stap 2: is het woord vrouwelijk? [woorden uit je woordenlijst met lidwoord "la"] --> gebruik CETTE
par exemple: Cette salade est délicieuse.

Slide 18 - Diapositive

Aanwijzend vnw [aantekening] deel 2
* Woorden [met lidwoord un / le] zijn mannelijk. De volgende stappen zijn voor woorden in het MANNELIJK ENKELVOUD 

Stap 3a: controleer of het woord begint met een klinker / h 
Gebruik: CET.  par exemple: Cet hôtel est fermé.
Stap 3b: mannelijk enkelvoud. Gebruik: CE
par exemple: Ce garçon travaille bien!

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Wat is het goede AV?
deze/die huizen = ...... maisons
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 21 - Quiz

Wat is het goede AV?
dit/dat adres = ...... adresse (v)
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 22 - Quiz

Wat is het goede AV?
dit/dat hotel = ...... hôtel (m)
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 23 - Quiz

Wat is het goede AV?
deze/die mensen = ...... gens
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 24 - Quiz

ce
cet
cette
ces
épinards
journaux
stylo (m)
homme 
chaise (v)
table(v) 
devoirs

Slide 25 - Question de remorquage

Les devoirs - 2HV
Lisez grammaire C 

Faire: exercices 13/14/15

Apprendre
- le vocabulaire A & B
- la grammaire C


Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive