Rente, verzekeren en consumptief krediet

Rente, verzekeren en consumptief krediet
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Rente, verzekeren en consumptief krediet

Slide 1 - Diapositive

Een sommenverzekering is een verzekering waarbij de uitkering door de verzekeraar afhankelijk is van het moment dat verband houdt met het leven of sterven van een bepaalde persoon.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Welke verzekering is een sommenverzekering?
A
Brandverzekering
B
Aansprakelijkheidsverzekering
C
Lijfrenteverzekering
D
Bedrijfsschade verzekering

Slide 3 - Quiz

Stelling: Bij samengestelde interest krijg je alleen rente over het beginbedrag, terwijl je bij enkelvoudige interest rente over rente krijgt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Hoeveel minuten heeft meneer Van der Leest geluisterd op Spotify in 2024?
A
0 (ik haat muziek)
B
9.745
C
17.298
D
12.163

Slide 5 - Quiz

Bereken de eindwaarde na 3 jaar sparen:
€ 1.000 op een spaarrekening tegen 2% samengestelde rente.
A
€1.061,21
B
€1.060

Slide 6 - Quiz

De schuld wordt lager door
A
Aflossing
B
Rente
C
Aflossing en rente

Slide 7 - Quiz


Hoe is de Kerstboom van meneer Van der Leest versierd?
A
Zilveren ballen
B
Gouden ballen
C
Gekleurde ballen
D
Niet, veel te veel werk

Slide 8 - Quiz

Er staat € 1.000 op een spaarrekening tegen 1,5% enkelvoudige rente. Bereken de opgebouwde rente na 2 jaar sparen.
A
€50,00
B
€60,00
C
€30,00
D
€20,00

Slide 9 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van consumptief krediet
A
Doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Huurkoop
D
Lineaire hypothecaire lening

Slide 10 - Quiz

Consumptief krediet is krediet voor de aanschaf van niet-waardevaste consumptiegoederen, zoals bijvoorbeeld een wasmachine of laptop. Omdat er sprake is van een lening …(1)… onderpand is het interestpercentage relatief …(2)… De bank heeft …(3)… zekerheid.
A
1 = zonder, 2 = hoog, 3 = veel
B
1 = zonder, 2 = laag, 3 = weinig
C
1 = zonder, 2 = hoog, 3 = weinig
D
1 = met, 2 = hoog, 3 = veel

Slide 11 - Quiz


Wat doet meneer Van der Leest op Tweede Kerstdag?
A
Helemaal niets
B
Hardlopen
C
Een romantische kerstfilm kijken
D
Een lange boswandeling maken met zijn hond

Slide 12 - Quiz

Een 4% lening van € 150.000,- heeft een looptijd van 30 jaar.
De aflossing wordt aan het einde van elk jaar betaald. De lening wordt lineair afgelost. Bereken het bedrag aan aflossing dat aan het eind van het 1e jaar wordt betaald.
A
€ 6.000,-
B
€ 11.000,-
C
€ 15.000,-
D
€ 5.000

Slide 13 - Quiz

Een 4% lening van € 150.000,- heeft een looptijd van 30 jaar.
De aflossing wordt aan het einde van elk jaar betaald. De lening wordt lineair afgelost. Bereken de schuldrest na 10 jaar.
A
€ 100.000,-
B
€ 105.000,-
C
€ 150.000,-
D
€ 5.000

Slide 14 - Quiz

Verkoopprijs € 75,-
Inkoopwaarde is 24% van de omzet Afzet is 2.000
A
De omzet is € 48.000,-
B
De brutowinst is € 57,- per stuk
C
De inkoopwaarde is € 18,- per stuk
D
De brutowinst is € 36.000,-

Slide 15 - Quiz

Wanneer is er sprake van 'rente op rente'?
A
variabele rente
B
vaste rente
C
enkelvoudige interest
D
samengestelde interest

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste woord in:
bij een hypotheek is de rente ........ dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager

Slide 17 - Quiz

Wat is de meest beluisterde artiest van meneer Van der Leest in 2024 op Spotify?
A
Yves Berendse
B
A Tribe Called Quest
C
Snollebollekes
D
Red Hot Chili Peppers

Slide 18 - Quiz

Een handelaar verkoopt voetballen.
De verkoopprijs per voetbal is € 39,90
De inkoopprijs per stuk is € 19,70.
De bedrijfskosten zijn € 80.000,-.
De afzet is 3.000 stuks.
Bereken het nettoresultaat.
A
€ 60.600,- winst
B
€ 59.100,- winst
C
€ 5.400,- verlies
D
€ 19.400,- verlies

Slide 19 - Quiz