Ik zal volgende week de opdracht uitdelen en uitleggen.
Slide 4 - Diapositive
Je boek....
Thuis nog gelezen?
Schiet het lezen een beetje op? Je hebt door de verschuiving van de inleverdatum van het boekverslag iets meer tijd. Zorg dat je uiterlijk vrijdag 15 juni je boek uithebt.
Volgende week lezen we weer in de les!!
Slide 5 - Diapositive
H 5.8
In deze paragraaf leer je:
• hoe je het voltooid deelwoord spelt;
• hoe je het bijvoeglijk naamwoord spelt;
• acht dicteewoorden.
Slide 6 - Diapositive
Waar let je op bij het spellen van bijvoeglijke naamwoorden?
A
De lidwoorden die erbij horen
B
De hoeveelheid bijvoeglijke naamwoorden
Slide 7 - Quiz
Bij de lidwoorden 'de' en 'het' komt er een -e achter het bijvoeglijk naamwoord. Bij 'een' niet.
A
Ja: de toffe gast, het toffe meisje, een tof concert is goed
B
Nee: de toffe gast, het toffe meisje en een toffe concert kan ook.
Slide 8 - Quiz
Maak twee zinnen. 1. Eén waarin het bijvoegelijk nmw 'leuk' voorkomt 2. Eén waarin het bijvoeglijk nmw 'leuke' voorkomt
Slide 9 - Question ouverte
Het voltooid deelwoord staat altijd met een ander werkwoord in een zin, meestal een vorm van 'hebben' of 'zijn'. Hoe noem je dit andere werkwoord?
A
Leidend voorwerp
B
Onderwerp
C
Persoonsvorm
D
Meewerkend voorwerp
Slide 10 - Quiz
Als je wil weten hoe je het voltooid deelwoord van 'sturen' spelt, wat doe je dan? Beschrijf de stappen.
Slide 11 - Question ouverte
persoonsvorm
voltooid deelwoord
fietst
verdenken
geweest
ontsnapt
Slide 12 - Question de remorquage
Voltooid deelwoord
geen voltooid deelwoord
gelopen
geslapen
slapen
gedaan
doen
schrijven
Slide 13 - Question de remorquage
poetsen
luisteren
Voltooid deelwoord met t
Voltooid deelwoord met d
groeten
rennen
horen
vragen
wandelen
maken
fietsen
pakken
tekenen
leren
Slide 14 - Question de remorquage
Aan de slag
H 5.5: woorden oefenen
Maak online: 2, 3, 8, 9, 10, 11a, 12, 14, 15.
Bij sommige opdrachten moet je elkaar overhoren. Doe dat!!
Daarna oefen je de woorden uit H4.5, voor de Bingo zometeen!
timer
20:00
Slide 15 - Diapositive
Woordenbingo
Gebruik de woordenlijsten uit H5.5.
Vul 25 woorden in op je bingokaart.
Ik noem daarna de betekenissen.
Als je het woord kent, streep je het weg.
De eerste volle kaart wint!
Daarna herhalen we het met de woorden van H4.4!
Slide 16 - Diapositive
Huiswerk:
Maak in je schrift samenvattingen van de leerteksten van H5.7 en H5.8. De leerteksten staan in je werkboek op pagina 108, 109, 111, 113, 114, 116.