Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Ik ken de 4 basisbehoeften
Ik weet wat de informele sector is
Ik kan het BNP uitleggen en het verschil met BNP per inwoner
Ik weet wat SEZ's zijn
Ik kan het begrip 'Globalisering' beschrijven
Ik ken de begrippen multinational, economie en afzetmarkt.
Lesboek bladzijde 60 en 61
Werkboek bladzijde 67 en 68
Aardrijkskunde
Lesboek bladzijde 60 en 61
Werkboek bladzijde 67 en 68
Opdracht 1 tot en met 4, 6 en 7
Lesboek bladzijde 60 en 61
Werkboek bladzijde 67 en 68
Opdracht 1 tot en met 4, 6 en 7
Slide 1 - Diapositive
Onafhankelijk
India werd in 1947 onafhankelijk van Groot-Brittannie. Het land werd zelfvoorzienend, alles wat werd geproduceerd was voor eigen gebruik. Handel met andere landen was er bijna niet.
Na 1990 werd dit beleid veranderd.
Slide 2 - Diapositive
Speciaal economische zones
Na 1990 zette India speciaal economische zones op. In speciaal economische zone krijgen buitenlandse bedrijven veel vrijheid en hoeven ze bijna geen belasting te betalen. Gevolg: er kwamen veel multinationals naar India.
Slide 3 - Diapositive
Multinational
Een multinational is een bedrijf met vestigingen in meerdere landen. Het hoofdkantoor zit vaak in een ontwikkeld land en de productie in armere landen.
In een arm land zijn de loonkosten lager en kan een bedrijf veel goedkoper produceren.
Slide 4 - Diapositive
Werkgelegenheid
De komst van deze multinationals zorgde voor veel werkgelegenheid in India. In de sez's zitten bijvoorbeeld veel fabrieken die kleding maken, medicijnen of ict-bedrijven.
Slide 5 - Diapositive
Nog meer voordelen
Naast de sez's heeft India nog meer voordelen voor bedrijven om zich te vestigen. De mensen spreken Engels, het is een groot land met veel mensen waar een bedrijf zijn producten kan verkopen en door het kastenstelsel zijn veel Indiers heel gehoorzaam. Ze luisteren goed naar de werkgever.
Slide 6 - Diapositive
Globalisering
Dit is de steeds verdergaande wereldwijde uitwisseling van mensen, goederen, informatie en geld.
India profiteert hier van, het verkoopt producten over de hele wereld.
Slide 7 - Diapositive
Voorbeelden van globalisering
Nike, Amerikaans kledingmerk gedragen over de hele wereld.
Toyota, Japans automerk verkocht over de hele wereld.
Aardappel, komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika.
Nokia, telefoon uit Finland.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Wereldmacht
India heeft een snel groeiende bevolking en een snel groeiende economie.
Indiase bedrijven vestigen zich over de hele wereld om ook daar hun producten te verkopen. India is een wereldmacht aan het worden.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Wat zijn drie goede redenen voor Europese computerbedrijven om werk uit te besteden aan Indiërs? Sleep 3 redenen naar juist en 2 naar onjuist.
Juist
Onjuist
Indiërs zijn nauwkeurig en geduldig.
Het kastenstelsel is een belastingvrij systeem.
De Indiërs leren al jong op school met computers te werken.
Veel Indiërs spreken goed Engels, omdat India vroeger een Engelse kolonie was.
India is een lagelonenland.
Slide 12 - Question de remorquage
Waarom zijn er veel Europese bedrijven / fabrieken naar India gegaan?
Slide 13 - Question ouverte
Ik ken de 4 basisbehoeften
Ik weet wat de informele sector is
Ik kan het BNP uitleggen en het verschil met BNP per inwoner
Ik weet wat SEZ's zijn
Ik kan het begrip 'Globalisering' beschrijven
Ik ken de begrippen multinational, economie en afzetmarkt.
Lesboek bladzijde 60 en 61
Werkboek bladzijde 67 en 68
Aardrijkskunde
Lesboek bladzijde 60 en 61
Werkboek bladzijde 67 en 68
Opdracht 1 tot en met 4, 6 en 7
Lesboek bladzijde 60 en 61
Werkboek bladzijde 67 en 68
Opdracht 1 tot en met 4, 6 en 7
Slide 14 - Diapositive
Huiswerk Tips
Geen atlas bij de hand?
Zoek in Google-afbeeldingen naar een kaart van India
Of gebruik Google Maps (maps.google.nl)
Gebruik ook de begrippenlijst op bladzijde 68 en 69!
Slide 15 - Diapositive
Huiswerk Tips
Lees bij elke opdracht welke informatie je erbij nodig hebt!
Zo weet je precies welke tekst/figuren/bronnen/grafieken je nodig hebt om een vraag goed te kunnen beantwoorden!