Afronden

Afronden
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Afronden

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
  • Je kent de rekenafspraken voor het afronden.
  • Je kunt afronden op een tiental.
  • Je kunt afronden op een honderdtal.
  • Je kunt afronden op een duizendtal.
  • Je kunt slim afronden

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Lezen
Lees theorie F en G

Slide 7 - Diapositive

Getal afronden naar een heel getal:
Is het eerste cijfer achter de komma een 5 of hoger : Naar boven afronden.
Dus: 19,74 = 20.
Is het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager : Naar beneden afronden.
Dus: 15,47 = 15.

Slide 8 - Diapositive

Afronden op ronde getallen

Slide 9 - Diapositive

Afronden op ronde getallen

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Praktisch afronden
Je kunt niet altijd volgens de regels afronden.
Afhankelijk van de situatie moet je soms op een andere manier afronden.

Voorbeeld: Johan heeft 120 wandtegels nodig voor zijn badkamer. Deze tegels worden verkocht in pakken van 7 tegels.
Hoeveel pakken moet Johan kopen?

Slide 12 - Diapositive

Uitwerking voorbeeld
Johan heeft 120 tegels nodig. 
1 doos bevat 7 tegels.

120:7 = 17,14 dozen.

Koop je 17 dozen dan heb je er te weinig, dus in dit geval altijd naar boven afronden.

Slide 13 - Diapositive

hoofdstuk 5: praktisch afronden

Slide 14 - Diapositive

afronden: <5 het getal blijft hetzelfde
Wat betekent <5 ?
timer
1:00
A
kleiner dan 5
B
groter dan 5
C
hetzelfde als 5

Slide 15 - Quiz

Afronden
Als ik een getal wil afronden op 2 decimalen kijk ik naar:
A
de tweede decimaal
B
de derde decimaal
C
de tweede en derde decimaal
D
de derde en vierde decimaal

Slide 16 - Quiz

894 op honderdtal afronden
A
890
B
895
C
800
D
900

Slide 17 - Quiz

Afronden op een duizendtal
2651 ≈
A
2000
B
3000
C
2600
D
2700

Slide 18 - Quiz

Afronden op een honderdtal
445
A
400
B
500

Slide 19 - Quiz

Geldbedragen moet je afronden op:
A
helen
B
1 decimaal
C
2 decimalen
D
3 decimalen

Slide 20 - Quiz

Afronden
€ 14,5749 wordt
A
€ 14,57
B
€ 14,59
C
€ 14,56
D
€ 14,58

Slide 21 - Quiz

Afronden
€ 79,998 wordt
A
€ 79,99
B
€ 80,00
C
€ 81,-
D
€ 79,-

Slide 22 - Quiz

Afronden
€ 4,53529 wordt
A
€ 4,5352
B
€ 4,54
C
€ 4,53
D
€ 4,535

Slide 23 - Quiz

Als je 234 tegels nodig hebt en de tegels zitten in pakketten van 8 tegels, hoeveel pakketten heb je dan nodig?

Slide 24 - Question ouverte

In een bus passen 80 passagiers. Een school gaat op schoolreis. De school heeft 476 leerlingen. Hoeveel bussen zijn er nodig?
A
5
B
6

Slide 25 - Quiz

In een bus passen 80 passagiers. Een school gaat op schoolreis. De school heeft 476 leerlingen. Hoeveel bussen zijn er nodig? Per bus moeten er ook 3 docenten mee!
A
5
B
6
C
7

Slide 26 - Quiz

Zelf gaan oefenen

Mavo: Maak van theorie F opgave 57 t/m 61 en L9
Maak van theorie G 65 en 67 t/m 76 en L10

Havo: Maak van theorie F opgave 57 t/m 62 en L9
Maak van theorie G 65 en 67 t/m 77 en L10

Slide 27 - Diapositive