H41 7.1. en 8.1.2021

H41
7.1.2020
Fragen Modalverben
Wechselpräpositionen
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H41
7.1.2020
Fragen Modalverben
Wechselpräpositionen

Slide 1 - Diapositive

Hast du noch eine Frage über die Modalverben, und wenn ja, welche?

Slide 2 - Question ouverte

Wechselpräpositionen
Was weißt du noch?

Slide 3 - Diapositive

Was weißt du noch über die Wechselpräpositionen?

Slide 4 - Question ouverte

Grammatik - Wechselpräpositionen
an                    aan, bij
auf                   op
hinter             achter
neben            naast
in                      in, naar
über                over, boven 
unter              onder
vor                   voor,  ... geleden
zwischen     tussen
geven soms de 3e en soms de 4e naamval

Slide 5 - Diapositive

Wechselpräpositionen - Regeln I
1. Is er sprake van een toestand, kun je vragen wo? (waar) of wann? (wanneer)
> gebruik de 3e naamval
- Wir stehen in dem Bus (m).
- In einer Woche kommt er.

2. Is er sprake van een beweging, kun je vragen wohin? (waarheen)
> gebruik de 4e naamval
- Wir gehen in die Stadt.

Slide 6 - Diapositive

Wechselpräpositionen - üben
1. Ich lege das Heft (op de) Tisch (m).
Beweging, dus 4e;          op = auf
mannelijk, 4e naamval = den                                                             antwoord: auf den
2. Er sitzt (tussen hen).
Toestand, wo?, dus 3e   tussen = zwischen
persoonlijk voornaamwoord mv zij, 3e naamval = ihnen      antwoord: zwischen ihnen
3. Das geschah (een ... geleden) Jahr (o).
Toestand, wann?, dus 3e
geleden = vor
onzijdig, 3e naamval = einem                                                            antwoord: vor einem 

Slide 7 - Diapositive

Wechselpräpositionen - Regeln II
Als je niet kunt vragen "wo", "wann" of "wohin", oftewel er is geen sprake van een toestand (3e) of een beweging (4e), gebruik je de 7/2-regel:
Bij 2 voorzetsels > "auf" of "über" gebruik je de 4e naamval,
bij de andere 7 > "an", "zwischen" etc. gebruik je de 3e naamval.
Ich warte auf eine Antwort.
Er zweifelt an deinen Worten.

Slide 8 - Diapositive

Üben
Gebruik voor de volgende opdrachten je naamvallenblad of blz. 388-389 uit je boek.

Slide 9 - Diapositive

Stappenplan
1. Voorzetsel vertalen.
2. Wo, wann, wohin?
3. Geen wo, wann, wohin? > 7/2-regel.
4. Bepaal der-Gruppe, ein-Gruppe of persoonlijk voornaamwoord
5. Bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord
6. Vertaal! 

Slide 10 - Diapositive

Warum redet ihr ihm (over hem)?

Slide 11 - Question ouverte

Ich kann nicht (tussen deze) zwei Artikeln wählen.

Slide 12 - Question ouverte

Er wartet (voor de) Kino (o).

Slide 13 - Question ouverte

Warum nimmst du nicht (aan zulke) Diskussionen (mv)?

Slide 14 - Question ouverte

H41
8.1.2021
Wechselpräpositionen

Slide 15 - Diapositive

Keuzevoorzetsels - regels
1   toestand of beweging
     wo, wann      wohin
     3e nv               4e nv
2  geen toestand of beweging? 7/2-regel:
     7 (an, hinter, neben, in, unter, vor, zwischen) --> 3e nv
     2 (auf, über) --> 4e nv

Slide 16 - Diapositive

Das Buch ist hinter den Schrank gefallen.
A
wo
B
wohin
C
wann
D
7/2

Slide 17 - Quiz

Ich fürchte mich vor eurem Hund.
A
wo
B
wohin
C
wann
D
7/2

Slide 18 - Quiz

Ich habe eine Frage über den Stoff.
A
wo
B
wohin
C
wann
D
7/2

Slide 19 - Quiz

In dieser Woche habe ich keine Zeit.
A
wo
B
wohin
C
wann
D
7/2

Slide 20 - Quiz

Während des Filmes saß er die ganze Zeit hinter mir.
A
wo
B
wohin
C
wann
D
7/2

Slide 21 - Quiz

Keuzevoorzetsels
Zelf weer invullen...

Slide 22 - Diapositive

Komm mal her und stell dich (naast hen).

Slide 23 - Question ouverte

Dicke Wolken hingen (boven onze) Campingplatz (m).

Slide 24 - Question ouverte

Wir warten (op jullie).

Slide 25 - Question ouverte

Ich habe Angst (voor sommige) Hunden (mv).

Slide 26 - Question ouverte

Es geschah (een ... geleden) Jahr (o).

Slide 27 - Question ouverte

Over de keuzevoorzetsels...
A
Ik snap de regels en kan ze toepassen.
B
Ik snap de regels, maar kan ze niet toepassen.
C
Ik snap de regels niet en kan ze niet toepassen.
D
Ik snap het een beetje, maar heb meer oefening nodig.

Slide 28 - Quiz

Hausaufgaben
https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica.htm 
Kies van onderdeel 9-11 t/m 9-16 ten minste één opdracht uit waarmee je extra oefent met de keuzevoorzetsels. 
Vragen hierover neem je mee naar de les op dinsdag.

Slide 29 - Diapositive