H1 WEEK 5 chap. 2 Bron G + getallen

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

STARTKLAAR
- ga rustig op je vaste plek zitten.
- doe je jas uit.
- pak je etui en je boek.
- doe je tas op de grond.
- doe je telefoon in het ZAKKIE en doe je zakkie in je TAS.
- als de timer is afgelopen, stop je met praten en begint de les.


timer
3:00

Slide 2 - Diapositive

Plattegrond ZH1A
timer
3:00

Slide 3 - Diapositive

Plattegrond ZH1B
timer
3:00

Slide 4 - Diapositive

Plattegrond ZV1A
timer
3:00

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen week 3
1. R Ik ken 10 woorden die met eten en drinken te maken hebben.
2. T2 Ik kan iets te eten en te drinken bestellen op een terras.
3. T1 ik kan een zin ontkennend maken.
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 6 - Diapositive

Vorige les

Slide 7 - Carte mentale

kernwoorden
geen
niet
ne ... pas
persoonsvorm
omhelzen
regel toepassen

Slide 8 - Diapositive

Les mots de la semaine 50
Manger
La glace
Détester
Donc
Arriver
Préférer
Aimer
Ça coute
Cher
Je prends
Je voudrais
bon / bonne

eten
het ijs(je)
een hekel hebben aan
dus
aankomen
liever hebben
leuk / lekker vinden
dat kost
duur
ik neem
ik wil graag
lekker

Slide 9 - Diapositive

Les mots de la semaine 2
Le supermarché
Le sac
Le fromage
Le poisson
La viande
Le poulet
La crêpe
Les légumes
Le lait
L’eau
L’entrée-Le plat principal-Le dessert

de supermarkt
de tas
de kaas
de vis
het vlees
de kip
de pannekoek
de groentes
de melk
het water
het voorgerecht - het hoofdgerecht - het toetje

Slide 10 - Diapositive

Les mots de la semaine 3
la boulangerie
le pain
le croissant
la baguette
le coca
acheter
la carte
l'addition
d'accord
mais
et 
avec

de bakker
het brood
de croissant
het stokbrood
de cola
kopen
de kaart
de rekening
oke
maar
en
met

Slide 11 - Diapositive

Les mots de la semaine 4
lparce que
faire les courses
faire les magasins
mais
j'ai faim
j'ai soif
beaucoup - un peu
nouveau - nouvelle
ouvert
demain
omdat
boodschappen doen
shoppen, winkelen
maar
ik heb honger
ik heb dorst
veel - weinig
nieuw m/v
open, geopend
morgen

Slide 12 - Diapositive

De ontkenning

Slide 13 - Diapositive

niet / geen
ne.....pas

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

de ontkenning omhelst de...
persoonsvorm

Tu chantes très bien.
Tu ne chantes pas très bien.

Slide 16 - Diapositive

blz. 58

Slide 17 - Diapositive

Chapitre 2
Bron A Luistervaardigheid
Les mots de la semaine 50
Bron B Leesvaardigheid
Les mots de la semaine 2
Bron C Phrases clés 
Les mots de la semaine 3
ww. op er
Bron F Leesvaardigheid
Les mots de la semaine 4
Bron G Phrases clés
Les mots de la semaine 5
Bron H de ontkenning

Slide 18 - Diapositive

Leerdoelen week 4
1. R Ik ken 10 woorden die met eten en drinken te maken hebben.
2. Ik kan iets in een winkel kopen.
3. R Ik kan getallen tot 100 begrijpen.
4. Ik kan de ç uitspreken.
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 19 - Diapositive

Les mots de la semaine 5
lregarder
aider
parler
trouver
demander
téléphoner
travailler
voilà

là-bas
de getallen t/m 60
kijken (naar)
helpen
praten
vinden
vragen
bellen
werken
alsjeblieft (als jeiemand iets geeft)
daar

Slide 20 - Diapositive

Le c cédille
p. 86

Slide 21 - Diapositive

Phrases clé Acheter quelque chose

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

25a
25b

Slide 24 - Diapositive

25d

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Begrippen uit deze les

Slide 27 - Diapositive

Begrippen uit deze les

Slide 28 - Diapositive


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 29 - Question ouverte


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 30 - Question ouverte