Les 26 P4 2HV Canción Gustar y repetir cap 3

¡Bienvenidos a tu clase de español!
26
Hoy es lunes
13 de junio de 2022
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

¡Bienvenidos a tu clase de español!
26
Hoy es lunes
13 de junio de 2022

Slide 1 - Diapositive

Prepárate para la clase
Maak je klaar voor de les...
timer
1:00
¡Importante!
  • Tu portátil aún está cerrado 
Je laptop is nog dicht.
  • Tu móvil está apagado en y tu bolsa o mochila, la cual está al suelo
Je mobiel is uit en in je tas en die staat op de grond.
  • Tienes tu cuaderno, portátil y bolígrafo
Schrift, laptop en pen heb je bij je.
  • ¡Haz caso y guarda el silencio!
 Let op! Oren open en wees stil!


Slide 2 - Diapositive

Los objetivos de esta clase
 (De doelen voor deze les...)
1) Je gaat de betekenis van GUSTAR nog eens  herhalen

2) We doen een quiz met 
andere basiswerkwoorden;
zoals TENER,  ESTAR en SER én met voca

Slide 3 - Diapositive

El programa de hoy
1)  nabespreken toets
2) Una CANCIÓN  con GUSTAR 
Zelfstandig werken
3) Quiz over: tener, ser estar hay
+ vocabulario 3.1 , 3.2, 3.3







  
Het lesprogramma van vandaag:

Slide 4 - Diapositive



SO voca + gram U3 (wk 1/6)
-voca 3.1 tm 3.3 (N-S)
-roze werkw. blad 1-25 (S-N)
-regelmatige ww op -ar,-er,-ir
-llamarse (en andere -se werkw)
-tener
-getallen 0 t/m 100
PW U3 (wk 13/6)
-voca 3.1 tm 3.3 (NL-ESP)
-roze ww blad 1-24 (ESP-NL)
-regelmatige ww op -ar,-er,-ir, 
-llamarse (en andere -SE ww)
-hay/estar/ser (verschil en gebruik)
-tener 
-getallen t/m 100 
-gustar*
-bezittelijk voornaamwoord*
-bijvoeglijk naamwoord


Toetsing Unidad 3

Slide 5 - Diapositive

Proefwerk toetsweek:

2 HAVO
Maandag 27 juni
tijd: 9:20


2 VWO
Donderdag 30 juni
tijd: 9:20

Slide 6 - Diapositive

  • Me gusta = ik vind leuk, ik vind lekker

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Dus: bij gustar...
  1. Er zijn maar 2 vervoegingen: GUSTA en GUSTAN 
  2. GUSTA (bij enkelvoud, als het werkwoord direct erna komt, of bij enkelvoud, bij één zaak) 
  3. GUSTAN (bij meervoud, bij meerdere zaken)
  4. Heb je ook een meewerkend voorvoegsel. (LE / LES ipv SE)
  5. Voor enkelvoud/ meervoud kijk je wat achter GUSTAR staat
  6. NO komt voor het werkwoord. También/ tampoco kunnen ervoor of achteraan in de zin gezet worden.

Slide 9 - Diapositive

¿Qué vas a hacer?/ Wat ga je doen? Je gaat een liedje luisteren waar GUSTAR in voorkomt . De ontbrekende woorden moet je invullen
¿Qué necesitas?:  un bolígrafo
¿Cómo?: Tú trabajas solo/sola ; Alleen werken, maar opdracht 3 doe je samen 
¿Cuánto tiempo?: 15 m
Objetivo (doel): Je oefent met deze grammatica; die komt op het PW 


Trabajo autónomo
-
Zelfstandig werk
Paso a paso: Stappenplan 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Ahora te toca a ti: Gustar
Nu ben jij aan de beurt! Hoe kun je nu zeggen:
1 ....dat je voetbal leuk vindt en dat je broertje voetballen leuk vindt?
2 ....dat je zus de kleur groen mooi vindt?
3 ....dat je vader van mooie auto's houdt, maar jij niet?
4 ....dat je grootouders veel van boeken houden?
5 .... dat je niet van patat houdt en je zus ook niet

Schrijf de zinnen in het Spaans. Gebruik de eerste taak hierbij.
(10 minuten, daarna bespreken) 
Ben je eerder klaar? ga dan verder met Tarea 2 van Gustar uit de classroom.

Slide 12 - Diapositive

Ahora vienen 22 preguntas (quiz)

Slide 13 - Diapositive

Schrijf deze getallen in het Spaans:
0, 14, 19, 25, 46, 57, 79, 84

Slide 14 - Question ouverte

Maak het rijtje van TENER compleet:
yo ........., tú tienes, él/ella/ usted.........,
nosotros........, vosotros tenéis, ellos/ ellas/ ustedes......

Slide 15 - Question ouverte

Mis hermanos (llamarse) Joaquín y Sabina
A
se llama
B
llama
C
os llamáis
D
se llaman

Slide 16 - Quiz

GUSTAR - Hoe zeg je...
Ik vind voetballen leuk en mijn broertje vindt voetballen ook leuk?
A
Me gusto juegar a football y mi hermano sí
B
Me gustan el fútból y a mi hermanito también
C
Me gusta jugar al fútbol y a mi hermanito también
D
A mí me gusta jugar al fútbol y a mi hermanito también

Slide 17 - Quiz

GUSTAR - Hoe zeg je...
Mijn vader houdt van mooie auto's houdt, maar ik niet?
A
A mí padres les gustan los coches bonitos, pero a mí no
B
A mís padre le gustan los coches bonitos, pero a mí sí
C
A mí padre le gustan los coches bonitos, pero a mí tampoco
D
A mí padre le gustan los coches bonitos, pero a mí no

Slide 18 - Quiz

Mi padre y mi madre ( ser / estar) de vacaciones en Alemania
A
es
B
está
C
están
D
son

Slide 19 - Quiz

Tú y tus amigas (hablar) mucho
A
hablamos
B
hablas
C
habláis
D
hablan

Slide 20 - Quiz

¿Dónde (vivir) tus abuelos?
A
vivimos
B
viven
C
vivan
D
vivís

Slide 21 - Quiz

Paco (tener) muchos videojuegos.
A
tiene
B
tienes
C
tienen
D
tengo

Slide 22 - Quiz

Iñaki y Ainoa (tener) un restaurante vasco en el centro de Barcelona.
A
tengo
B
tenéis
C
tienen
D
tiene

Slide 23 - Quiz

María, Luisa, Pepa y yo (ser/estar)
muy buenas amigas
A
están
B
estamos
C
somos
D
sois

Slide 24 - Quiz

Mamá, ¿ dónde ______ mi teléfono?
A
están
B
es
C
está
D
son

Slide 25 - Quiz

El supermercado y la pescadería (ser/estar) enfrente del cine
A
es
B
está
C
son
D
están

Slide 26 - Quiz

Sleep de Nederlandse bezittelijke voornaamwoorden naar de juiste Spaanse bijbehorende posesivos
mi(s)
vuestro/a/os/as
su(s)
tu(s)
nuestro/
a/os/as
mijn
uw
jouw
hun
zijn
jullie
haar
ons/onze

Slide 27 - Question de remorquage


Yo vivo con _______tíos.
A
mi
B
sus
C
su
D
mis

Slide 28 - Quiz



¿Te gusta ______ casa?
A
tu
B
tus
C
su
D
sus

Slide 29 - Quiz


¿Ellas son ..(vosotros).. amigas?
A
Vuestras
B
Vuestros
C
Nuestras
D
Nuestros

Slide 30 - Quiz


Liu y Tim pasan __vacaciones en Italia.
A
tu
B
su
C
tus
D
sus

Slide 31 - Quiz

Es el libro de Pablo y Isabel.
Es ....... libro
A
Su
B
Sus
C
Vuestro
D
Tu

Slide 32 - Quiz

Schrijf de bezittelijke voornaamwoorden die in de tekst staan op in je schrift
Hola. Me llamo Pepe. Tengo 14 años. Tengo dos hermanas: Isa y Marisa. Vivimos en Madrid. Nuestro padre es muy alto y nuestra madre es rubia. Mi hermana Isa tiene 12 años y mi hermana Marisa casi 6. Isa es muy inteligente y alegre. Marisa es muy graciosa. Mi tía tiene una hija y dos hijos gemelos. Sus hijos tienen 2 años . ¿Cómo es tu familia ? 
timer
5:00

Slide 33 - Diapositive


1 de dochter 2 de klasgenoot (m) 3 aardig 4 ziek 5 altijd
6 de halfbroer 7 de neven en nichten 8 soms 9 luisteren 10 vrij

Vocabulario 3.1
LET OP: Zet het getal, één spatie en dan het antwoord:
timer
1:00

Slide 34 - Question ouverte


1 blond 2 dragen 3 nog (steeds) 4 het haar 5 getrouwd zijn
6 de ouders 7 de tweeling 8 de baard 9 dit, deze 10 saai, vervelend

Vocabulario 3.1 - 3.2
Zet het getal, een spatie en dan het antwoord:
timer
1:00

Slide 35 - Question ouverte


1 de verjaardag 2 zin hebben in/om 3 de ingang 4verboden 5 de auto
6 el salón 7 zelfs 8 echt waar! 9 vandaag 10 de logeerkamer
Vocabulario 3.3
Zet het getal, een spatie en dan het antwoord:
timer
1:00

Slide 36 - Question ouverte

Slide 37 - Lien

Slide 38 - Lien

Maak nu deze 5 zinnen met de juiste vervoeging van tener...
Mi hermano y  yo ________ dos gatos.

Los abuelos _______ una casa bonita.

Mi papá________ un coche amarillo.

¿Vosotros_________ mascotas?

Yo_______ catorce años. ¿Cuántos años_________ tú?

Slide 39 - Diapositive

Los posesivos 
Wie weet wat een  bezittelijk voornaamwoord is?

Wie kan in het Nederlands een voorbeeld geven?
het bezittelijk voornaamwoord in het Spaans

Slide 40 - Diapositive

Los posesivos 
Het bezittelijk voornaamwoord in het Spaans
Zie ook je
gele boekje, pag 35
Enkelvoud

Mi
Tu
Su
Nuestro/ Nuestra
Vuestro / Vuestra
Su
Meervoud

Mis
Tus
Sus
Nuestros/ Nuestras
Vuestros/ Vuestras
Sus


Mijn
Jouw
Zijn/ haar/ Uw
Ons /onze
Jullie
Hun / uw

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Lien

¿Hemos conseguido los objetivos de esta clase?
 (Hebben we de doelen voor deze les gehaald?)
1) Gustar leren gebruiken; je hebt de aan taak gewerkt en de zinnen uit de lessonup gemaakt

2) We hebben een quiz over allerlei andere werkwoorden, ondermeer  TENER  maar ook ESTAR  en SER gespeeld.


Slide 43 - Diapositive

¿Y... qué has aprendido hoy?
¿ Hay preguntas? (Zijn er vragen?)

Slide 44 - Diapositive