Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 20 min
Éléments de cette leçon
2.2 - Stromingen in de samenleving
Slide 1 - Diapositive
Over de laptop
..........
Slide 2 - Diapositive
Voor in de klas of in de vensterbank
Slide 3 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan je:
2 middelen van bestaan noemen
2 voorbeelden noemen over hoe de jagers/verzamelaars leefden
Kort uitleggen waarom de jagers/verzamelaars niet op 1 plek woonden
Waarom + hoe werd het kiesrecht uitgebreid?
Wat de schoolstrijd was
Stromingen noemen die streefden naar gelijkheid
Beschrijven hoe de positie van vrouwen veranderde
= Wat ga je aan het eind van de les kennen + kunnen?
Slide 4 - Diapositive
Uitbreiding kiesrecht
1815 --> alleen rijke mannen kiesrecht
Tussen 1848-1917 werd de belastinggrens verlaagd, meer mannen mochten stemmen!
1917 --> algemeen kiesrechtmannen
NL werd een parlementaire democratie.
Steeds meer mannen mochten stemmen, uiteindelijk ook de arme arbeiders.
Slide 5 - Diapositive
Liberalen - Vrijheid
De overheid deed niks aan de situatie van de arbeiders. De meeste bestuurders waren liberalen. Ze wilde zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers, ook op politiek gebied.
Liberalisme.
Slide 6 - Diapositive
Liberalen wilden dat de burgers meer macht kregen en de koning minder.
De overheid zorgt voor orde en veiligheid.
Verder niks.....
Liberalen
Beroepscollege Parkstad Limburg Locatie Holz
Slide 7 - Diapositive
Gelijkheid!
Steeds meer mensen kwamen op voor de belangen van arbeiders en streefden naar gelijkheid:
Socialisten
Communisten
Elke stroming richtte een eigen politieke partij, kranten & tijdschriften op.
Socialisme
Communisme
"We moeten sociale wetten maken om zo de positie van arbeiders te verbeteren!"
"Nee! De ongelijkheid in de samenleving kan alleen verdwijnen door een revolutie!"
Slide 8 - Diapositive
De Confessionelen
Katholieken en protestanten
Geloof moet meespelen in politieke keuzes.
.
Slide 9 - Diapositive
Antirevolutionaire partij
Eerste politieke partij
1879
Abraham Kuyper
Confessionele partij
Slide 10 - Diapositive
Schoolstrijd
'Strijd' tussen:
Openbare scholen
Bijzondere scholen (confessionelen)
Openbaar werd betaald door de overheid, bijzonder niet.
Oplossing: in 1917 betaalt de overheid alle soorten scholen.
Bijzondere scholen waren scholen met een godsdienst.
Confessionelen waren de katholieken en protestanten binnen de politiek.
Slide 11 - Diapositive
Van liefdadigheid naar sociale wetten
Armenwet (1854)
'Kinderwetje van Van Houten' (1874)
Leerplichtwet (1900),
Woningwet (1901),
Ongevallenwet (1901)
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
KGT
Werkboek
2.2 (opdracht 2-3-4-5-6-8-9) (blz. 59-62)
Klaar?
Herhaling 2.2 maken (blz. 64)
Verdieping 2.2 maken (blz. 65)
BK
Werkboek
2.2 opdracht 2-3-4-5-6-7-8 (blz.54-57)
Klaar?
Herhaling 2.2 maken (blz. 58)
Verdieping 2.2 maken (blz. 59)
Aan de slag!
Slide 14 - Diapositive
Vrouwenemancipatie
Vrouwen hadden minder rechten dan mannen.
vanaf 1870 --> vrouwen gaan zich verzetten tegen discriminatie
Feminisme
Aantal doelen werden behaald, maar algehele gelijkheid was er (nog) niet....
Aletta Jacobs was de eerste vrouw die in 1878 de universiteit met succes afrondde (als arts).
Vrouwen kregen pas in 1917 (passief) en 1919 (actief) kiesrecht.
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Leerdoelen herhalen
Pak je laptop erbij en ga naar:
www. lessonup.com
Slide 17 - Diapositive
Wie mochten er vanaf 1815 stemmen?
A
Alleen rijke burgers
B
Iedere burger
C
Alle mannen
D
Alleen rijke mannen
Slide 18 - Quiz
Wanneer werd het algemeen kiesrecht ingevoerd?
A
1917
B
1918
C
1919
D
1920
Slide 19 - Quiz
Hoe heet het als je in de politiek gekozen mag worden?
A
Actief kiesrecht
B
Passief kiesrecht
Slide 20 - Quiz
Welke groep wilde dat de overheid de bijzondere scholen zou betalen?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Feministen
Slide 21 - Quiz
Welke groepen vonden 'gelijkheid' belangrijk?
A
Socialisten + confessionelen
B
Communisten + liberalen
C
Socialisten + liberalen
D
Socialisten + communisten
Slide 22 - Quiz
Wanneer kregen vrouwen actief kiesrecht?
A
1917
B
1918
C
1919
D
1920
Slide 23 - Quiz
KGT
Werkboek
2.2 (opdracht 2-3-4-5-6-8-9) (blz. 59-62)
Klaar?
Herhaling 2.2 maken (blz. 64)
Verdieping 2.2 maken (blz. 65)
BK
Werkboek
2.2 opdracht 2-3-4-5-6-7-8 (blz.54-57)
Klaar?
Herhaling 2.2 maken (blz. 58)
Verdieping 2.2 maken (blz. 59)
Aan de slag!
Slide 24 - Diapositive
Het belangrijkste motief van Willem II voor de grondwet was...
A
Dat hij vreesde voor revoluties
B
Dat hij gedwongen werd door Thorbecke
C
Dat hij een eerlijke positie voor de burger wilde
D
Dat hij gedwongen werd door meneer Jansen uit Duitsland
Slide 25 - Quiz
1815
1848
1917
1919
Grondwet
Algemeen kiesrecht
Kiesrecht voor alle mannen
Grondwet van Thorbecke
Slide 26 - Question de remorquage
Vul in:
Voor 1848 maakte de alle wetten, na 1848 deed het dit.
Na 1848 waren er verkiezingen waarbij rijke het parlement kozen.
Vanaf 1848 kon niet de koning, maar het parlement ontslaan.
Om de jaar mocht het
een nieuw parlement kiezen.
ministers
mannen
vier
volk
koning
parlement
Slide 27 - Question de remorquage
rechtsstaat
parlementaire democratie
Vul het jaartal van de bijbehorende grondwet in
koninkrijk der Nederland
beter zorgen voor de burgers
1848
1814
1798
1983
Slide 28 - Question de remorquage
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
Wanneer kwam het kinderwetje van Van Houten?
Sleep het vinkje naar het juiste jaartal.
1950
1917
1850
1874
Slide 29 - Question de remorquage
Wie is de voorzitter van de gemeenteraad?
A
Burgemeester
B
Fractievoorzitter van de grootste partij
C
degene die na de verkiezingen door de gemeenteraad hiervoor
gekozen word
Slide 30 - Quiz
De leerplichtwet maakte voor boerenkinderen een uitzondering. Waarom was dat.
A
Omdat fabrieken die kinderen niet wilde hebben
B
Zij moesten helpen op de boerderij
C
Zij waren te dom om te werken
D
Zij waren te dom om te poepen
Slide 31 - Quiz
Over welke politieke stroming gaat de afbeelding?
A
Liberalisme
B
Confessionalisme
C
Socialisme
D
Communisme
Slide 32 - Quiz
Wat is geen naam van een politieke stroming?
A
onafhankelijke
B
socialisten
C
confessionelen
D
liberalen
Slide 33 - Quiz
Waarom was Aletta Jacobs zo belangrijk voor vrouwenrechten?
A
Ze was de eerste Nederlandse vrouw die naar een universiteit mocht.
B
Ze was de eerste Nederlandse vrouw die mocht stemmen.
C
Ze was de eerste Nederlandse vrouw die zonder problemen kon scheiden van haar man.
D
Ze was de eerste vrouwelijke minister-president van Nederland.
Slide 34 - Quiz
Wat is een fractie?
A
Leden van verschillende partijen
B
Leden van het kabinet
C
Leden van dezelfde partij
D
Mark Rutte
Slide 35 - Quiz
Bij welke politieke stroming hoort individuele vrijheid?
A
Socialisme
B
Christendemocraten
C
Liberalisme
D
Extreem-rechts
Slide 36 - Quiz
Wat wordt er in de politiek met een burgerinitiatief bedoeld?
A
De burgers gaan bij het gebouw van de Tweede Kamer demonstreren tegen een wet
B
De burgers gaan bij het gebouw van de Tweede Kamer demonstreren voor een wet
C
De burgers nemen initiatieven voor nieuwe verkiezingen voor de Tweede Kamer.
D
De burgers verzamelen handtekeningen zodat een onderwerp in de Tweede Kamer besproken moet worden.
Slide 37 - Quiz
Wat zijn Oppositiepartijen
A
Alle partijen die in de regering zitten
B
Alle partijen die niet genoeg zetels hebben`
C
Alle partijen die niet in de regering zitten
D
Alle partijen die rechts zijn
Slide 38 - Quiz
Welke politieke stroming is het geloof belangrijk?
A
Liberalen
B
Confessionelen
C
Conservatieven
D
Socialisten
Slide 39 - Quiz
Bij welke politieke stroming hoort ''gelijkheid''?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Democraten
D
Confessionelen
Slide 40 - Quiz
Welke politiek stroming zou veel voor werklozen willen doen?
A
Socialisten
B
Liberalen
C
Confessionelen
Slide 41 - Quiz
Wat is verzuiling?
Verzuiling.
A
De samenleving wordt ingedeeld
op basis van levensbeschouwing.
B
De samenleving wordt ingedeeld
op basis van godsdiensten.
C
De samenleving wordt ingedeeld
op basis van leeftijd.
D
De samenleving wordt ingedeeld
op basis van geslacht.
Slide 42 - Quiz
Wat betekent "coalitie"?
A
alle partijen in de Tweede Kamer
B
alle regeringspartijen samen
C
de Tweede en Eerste Kamer samen
D
alle oppositiepartijen samen
Slide 43 - Quiz
Waaruit blijkt dat koning Willem I erg veel macht had? Willem I:
A
benoemde & ontsloeg ministers
B
benoemde de leden van de Eerste Kamer
C
was de baas van het leger en ging over de financiën
D
alle antwoorden zijn juist
Slide 44 - Quiz
Willem II was conservatief. Conservatief betekent: