2.2 - Stromingen in de samenleving

2.2 - Stromingen in de samenleving
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

2.2 - Stromingen in de samenleving

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan je:
  • 2 middelen van bestaan noemen
  • 2 voorbeelden noemen over hoe de jagers/verzamelaars leefden
  • Kort uitleggen waarom de jagers/verzamelaars niet op 1 plek woonden
  • Waarom + hoe werd het kiesrecht uitgebreid?
  • Wat de schoolstrijd was
  • Stromingen noemen die streefden naar gelijkheid
  • Beschrijven hoe de positie van vrouwen veranderde 
= Wat ga je aan het eind van de les kennen + kunnen?

Slide 2 - Diapositive

Uitbreiding kiesrecht
1815 --> alleen rijke mannen kiesrecht
  • Tussen 1848-1917 werd de belastinggrens verlaagd, meer mannen mochten stemmen!

1917 --> algemeen kiesrecht mannen

NL werd een parlementaire democratie.
Steeds meer mannen mochten stemmen, uiteindelijk ook de arme arbeiders.

Slide 3 - Diapositive

Schoolstrijd
'Strijd' tussen:
  • Openbare scholen
  • Bijzondere scholen (confessionelen)

Openbaar werd betaald door de overheid, bijzonder niet.

Oplossing: in 1917 betaalt de overheid alle soorten scholen.


Bijzondere scholen waren scholen met een godsdienst.
Confessionelen waren de katholieken en protestanten binnen de politiek.

Slide 4 - Diapositive

Gelijkheid!
Steeds meer mensen kwamen op voor de belangen van arbeiders en streefden naar gelijkheid:
  • Socialisten
  • Communisten

Elke stroming richtte een eigen politieke partij, kranten & tijdschriften op.
Socialisme
Communisme
"We moeten sociale wetten maken om zo de positie van arbeiders te verbeteren!"
"Nee! De ongelijkheid in de samenleving kan alleen verdwijnen door een revolutie!"

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo



KGT

Werkboek
  • 2.2 (opdracht 2-3-4-5-6-8-9) (blz. 59-62)

Klaar?
  • Herhaling 2.2 maken (blz. 64)
  • Verdieping 2.2 maken (blz. 65)


BK

Werkboek
  • 2.2 opdracht 2-3-4-5-6-7-8 (blz.54-57)

Klaar?
  • Herhaling 2.2 maken (blz. 58)
  • Verdieping 2.2 maken (blz. 59)
Aan de slag!

Slide 7 - Diapositive

Vrouwenemancipatie
Vrouwen hadden minder rechten dan mannen.
  • vanaf 1870 --> vrouwen gaan zich verzetten tegen discriminatie
  • Feminisme

Aantal doelen werden behaald, maar algehele gelijkheid was er (nog) niet....
Aletta Jacobs was de eerste vrouw die in 1878 de universiteit met succes afrondde (als arts).
Vrouwen kregen pas in 1917 (passief) en 1919 (actief) kiesrecht.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Leerdoelen herhalen
Pak je laptop erbij en ga naar:
www. lessonup.com

Slide 10 - Diapositive

Wie mochten er vanaf 1815 stemmen?
A
Alleen rijke burgers
B
Iedere burger
C
Alle mannen
D
Alleen rijke mannen

Slide 11 - Quiz

Wanneer werd het algemeen kiesrecht ingevoerd?
A
1917
B
1918
C
1919
D
1920

Slide 12 - Quiz

Hoe heet het als je in de politiek gekozen mag worden?
A
Actief kiesrecht
B
Passief kiesrecht

Slide 13 - Quiz

Welke groep wilde dat de overheid de bijzondere scholen zou betalen?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Feministen

Slide 14 - Quiz

Welke groepen vonden 'gelijkheid' belangrijk?
A
Socialisten + confessionelen
B
Communisten + liberalen
C
Socialisten + liberalen
D
Socialisten + communisten

Slide 15 - Quiz

Wanneer kregen vrouwen actief kiesrecht?
A
1917
B
1918
C
1919
D
1920

Slide 16 - Quiz



KGT

Werkboek
  • 2.2 (opdracht 2-3-4-5-6-8-9) (blz. 59-62)

Klaar?
  • Herhaling 2.2 maken (blz. 64)
  • Verdieping 2.2 maken (blz. 65)


BK

Werkboek
  • 2.2 opdracht 2-3-4-5-6-7-8 (blz.54-57)

Klaar?
  • Herhaling 2.2 maken (blz. 58)
  • Verdieping 2.2 maken (blz. 59)
Aan de slag!

Slide 17 - Diapositive

Het belangrijkste motief van Willem II voor de grondwet was...
A
Dat hij vreesde voor revoluties
B
Dat hij gedwongen werd door Thorbecke
C
Dat hij een eerlijke positie voor de burger wilde
D
Dat hij gedwongen werd door meneer Jansen uit Duitsland

Slide 18 - Quiz

1815
1848
1917
1919
Grondwet
Algemeen kiesrecht
Kiesrecht voor alle mannen
Grondwet van Thorbecke

Slide 19 - Question de remorquage

Vul in:
Voor 1848 maakte de                                    alle wetten, na 1848 deed het                                 dit.  
Na 1848 waren er verkiezingen waarbij rijke                                           het parlement kozen. 
Vanaf 1848 kon niet de koning, maar het parlement                                   ontslaan. 
Om de                                     jaar mocht  het
                             een nieuw parlement kiezen.


                               

ministers
mannen
vier
volk
koning
parlement

Slide 20 - Question de remorquage

rechtsstaat
parlementaire democratie
Vul het jaartal van de bijbehorende grondwet in
koninkrijk der Nederland
beter zorgen voor de burgers
1848
1814
1798
1983

Slide 21 - Question de remorquage

Heb jij het goed begrepen?
Test je kennis!
Wanneer kwam het kinderwetje van Van Houten?
Sleep het vinkje naar het juiste jaartal.
1950
1917
1850
1874

Slide 22 - Question de remorquage

Wie is de voorzitter van de gemeenteraad?
A
Burgemeester
B
Fractievoorzitter van de grootste partij
C
degene die na de verkiezingen door de gemeenteraad hiervoor gekozen word

Slide 23 - Quiz

De leerplichtwet maakte voor boerenkinderen een uitzondering. Waarom was dat.
A
Omdat fabrieken die kinderen niet wilde hebben
B
Zij moesten helpen op de boerderij
C
Zij waren te dom om te werken
D
Zij waren te dom om te poepen

Slide 24 - Quiz

Over welke politieke stroming gaat de afbeelding?
A
Liberalisme
B
Confessionalisme
C
Socialisme
D
Communisme

Slide 25 - Quiz

Wat is geen naam van een politieke stroming?
A
onafhankelijke
B
socialisten
C
confessionelen
D
liberalen

Slide 26 - Quiz

Waarom was Aletta Jacobs zo belangrijk voor vrouwenrechten?
A
Ze was de eerste Nederlandse vrouw die naar een universiteit mocht.
B
Ze was de eerste Nederlandse vrouw die mocht stemmen.
C
Ze was de eerste Nederlandse vrouw die zonder problemen kon scheiden van haar man.
D
Ze was de eerste vrouwelijke minister-president van Nederland.

Slide 27 - Quiz

Wat is een fractie?
A
Leden van verschillende partijen
B
Leden van het kabinet
C
Leden van dezelfde partij
D
Mark Rutte

Slide 28 - Quiz

Bij welke politieke stroming hoort individuele vrijheid?
A
Socialisme
B
Christendemocraten
C
Liberalisme
D
Extreem-rechts

Slide 29 - Quiz

Wat wordt er in de politiek met een burgerinitiatief bedoeld?
A
De burgers gaan bij het gebouw van de Tweede Kamer demonstreren tegen een wet
B
De burgers gaan bij het gebouw van de Tweede Kamer demonstreren voor een wet
C
De burgers nemen initiatieven voor nieuwe verkiezingen voor de Tweede Kamer.
D
De burgers verzamelen handtekeningen zodat een onderwerp in de Tweede Kamer besproken moet worden.

Slide 30 - Quiz

Wat zijn Oppositiepartijen
A
Alle partijen die in de regering zitten
B
Alle partijen die niet genoeg zetels hebben`
C
Alle partijen die niet in de regering zitten
D
Alle partijen die rechts zijn

Slide 31 - Quiz

Welke politieke stroming is het geloof belangrijk?
A
Liberalen
B
Confessionelen
C
Conservatieven
D
Socialisten

Slide 32 - Quiz

Bij welke politieke stroming hoort ''gelijkheid''?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Democraten
D
Confessionelen

Slide 33 - Quiz

Welke politiek stroming zou veel voor werklozen willen doen?
A
Socialisten
B
Liberalen
C
Confessionelen

Slide 34 - Quiz

Wat is verzuiling?
Verzuiling.
A
De samenleving wordt ingedeeld op basis van levensbeschouwing.
B
De samenleving wordt ingedeeld op basis van godsdiensten.
C
De samenleving wordt ingedeeld op basis van leeftijd.
D
De samenleving wordt ingedeeld op basis van geslacht.

Slide 35 - Quiz

Wat betekent "coalitie"?
A
alle partijen in de Tweede Kamer
B
alle regeringspartijen samen
C
de Tweede en Eerste Kamer samen
D
alle oppositiepartijen samen

Slide 36 - Quiz

Waaruit blijkt dat koning Willem I erg veel macht had?
Willem I:
A
benoemde & ontsloeg ministers
B
benoemde de leden van de Eerste Kamer
C
was de baas van het leger en ging over de financiën
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 37 - Quiz

Willem II was conservatief. Conservatief betekent:
A
alles willen veranderen
B
zo min mogelijk willen veranderen

Slide 38 - Quiz