2.2 - Stromingen in de samenleving

2.2 - Stromingen in de samenleving
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

2.2 - Stromingen in de samenleving

Slide 1 - Diapositive

Over de laptop
..........

Slide 2 - Diapositive

Voor in de klas of in de vensterbank

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan je:
  • 2 middelen van bestaan noemen
  • 2 voorbeelden noemen over hoe de jagers/verzamelaars leefden
  • Kort uitleggen waarom de jagers/verzamelaars niet op 1 plek woonden
  • Waarom + hoe werd het kiesrecht uitgebreid?
  • Wat de schoolstrijd was
  • Stromingen noemen die streefden naar gelijkheid
  • Beschrijven hoe de positie van vrouwen veranderde 
= Wat ga je aan het eind van de les kennen + kunnen?

Slide 4 - Diapositive

Uitbreiding kiesrecht
1815 --> alleen rijke mannen kiesrecht
  • Tussen 1848-1917 werd de belastinggrens verlaagd, meer mannen mochten stemmen!

1917 --> algemeen kiesrecht mannen

NL werd een parlementaire democratie.
Steeds meer mannen mochten stemmen, uiteindelijk ook de arme arbeiders.

Slide 5 - Diapositive

Liberalen - Vrijheid
De overheid deed niks aan de situatie van de arbeiders. De meeste bestuurders waren liberalen. Ze wilde zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers, ook op politiek gebied.
Liberalisme.

Slide 6 - Diapositive

  • Liberalen wilden dat de burgers meer macht kregen en de koning minder.
  • De overheid zorgt voor orde en veiligheid.

    Verder niks..... 
Liberalen
Beroepscollege Parkstad Limburg Locatie Holz

Slide 7 - Diapositive

Gelijkheid!
Steeds meer mensen kwamen op voor de belangen van arbeiders en streefden naar gelijkheid:
  • Socialisten
  • Communisten

Elke stroming richtte een eigen politieke partij, kranten & tijdschriften op.
Socialisme
Communisme
"We moeten sociale wetten maken om zo de positie van arbeiders te verbeteren!"
"Nee! De ongelijkheid in de samenleving kan alleen verdwijnen door een revolutie!"

Slide 8 - Diapositive

De Confessionelen

  • Katholieken en protestanten
  • Geloof moet meespelen in     politieke keuzes.



.

Slide 9 - Diapositive

Antirevolutionaire partij
Eerste politieke partij
1879
Abraham Kuyper


Confessionele partij

Slide 10 - Diapositive

Schoolstrijd
'Strijd' tussen:
  • Openbare scholen
  • Bijzondere scholen (confessionelen)

Openbaar werd betaald door de overheid, bijzonder niet.

Oplossing: in 1917 betaalt de overheid alle soorten scholen.


Bijzondere scholen waren scholen met een godsdienst.
Confessionelen waren de katholieken en protestanten binnen de politiek.

Slide 11 - Diapositive

Van liefdadigheid naar sociale wetten
  • Armenwet (1854)
  • 'Kinderwetje van Van Houten' (1874)
  • Leerplichtwet (1900), 
  • Woningwet (1901),
  • Ongevallenwet (1901)


    Slide 12 - Diapositive

    Slide 13 - Vidéo



    KGT

    Werkboek
    • 2.2 (opdracht 2-3-4-5-6-8-9) (blz. 59-62)

    Klaar?
    • Herhaling 2.2 maken (blz. 64)
    • Verdieping 2.2 maken (blz. 65)


    BK

    Werkboek
    • 2.2 opdracht 2-3-4-5-6-7-8 (blz.54-57)

    Klaar?
    • Herhaling 2.2 maken (blz. 58)
    • Verdieping 2.2 maken (blz. 59)
    Aan de slag!

    Slide 14 - Diapositive

    Vrouwenemancipatie
    Vrouwen hadden minder rechten dan mannen.
    • vanaf 1870 --> vrouwen gaan zich verzetten tegen discriminatie
    • Feminisme

    Aantal doelen werden behaald, maar algehele gelijkheid was er (nog) niet....
    Aletta Jacobs was de eerste vrouw die in 1878 de universiteit met succes afrondde (als arts).
    Vrouwen kregen pas in 1917 (passief) en 1919 (actief) kiesrecht.

    Slide 15 - Diapositive

    Slide 16 - Vidéo

    Leerdoelen herhalen
    Pak je laptop erbij en ga naar:
    www. lessonup.com

    Slide 17 - Diapositive

    Wie mochten er vanaf 1815 stemmen?
    A
    Alleen rijke burgers
    B
    Iedere burger
    C
    Alle mannen
    D
    Alleen rijke mannen

    Slide 18 - Quiz

    Wanneer werd het algemeen kiesrecht ingevoerd?
    A
    1917
    B
    1918
    C
    1919
    D
    1920

    Slide 19 - Quiz

    Hoe heet het als je in de politiek gekozen mag worden?
    A
    Actief kiesrecht
    B
    Passief kiesrecht

    Slide 20 - Quiz

    Welke groep wilde dat de overheid de bijzondere scholen zou betalen?
    A
    Liberalen
    B
    Socialisten
    C
    Confessionelen
    D
    Feministen

    Slide 21 - Quiz

    Welke groepen vonden 'gelijkheid' belangrijk?
    A
    Socialisten + confessionelen
    B
    Communisten + liberalen
    C
    Socialisten + liberalen
    D
    Socialisten + communisten

    Slide 22 - Quiz

    Wanneer kregen vrouwen actief kiesrecht?
    A
    1917
    B
    1918
    C
    1919
    D
    1920

    Slide 23 - Quiz



    KGT

    Werkboek
    • 2.2 (opdracht 2-3-4-5-6-8-9) (blz. 59-62)

    Klaar?
    • Herhaling 2.2 maken (blz. 64)
    • Verdieping 2.2 maken (blz. 65)


    BK

    Werkboek
    • 2.2 opdracht 2-3-4-5-6-7-8 (blz.54-57)

    Klaar?
    • Herhaling 2.2 maken (blz. 58)
    • Verdieping 2.2 maken (blz. 59)
    Aan de slag!

    Slide 24 - Diapositive

    Het belangrijkste motief van Willem II voor de grondwet was...
    A
    Dat hij vreesde voor revoluties
    B
    Dat hij gedwongen werd door Thorbecke
    C
    Dat hij een eerlijke positie voor de burger wilde
    D
    Dat hij gedwongen werd door meneer Jansen uit Duitsland

    Slide 25 - Quiz

    1815
    1848
    1917
    1919
    Grondwet
    Algemeen kiesrecht
    Kiesrecht voor alle mannen
    Grondwet van Thorbecke

    Slide 26 - Question de remorquage

    Vul in:
    Voor 1848 maakte de                                    alle wetten, na 1848 deed het                                 dit.  
    Na 1848 waren er verkiezingen waarbij rijke                                           het parlement kozen. 
    Vanaf 1848 kon niet de koning, maar het parlement                                   ontslaan. 
    Om de                                     jaar mocht  het
                                 een nieuw parlement kiezen.


                                   

    ministers
    mannen
    vier
    volk
    koning
    parlement

    Slide 27 - Question de remorquage

    rechtsstaat
    parlementaire democratie
    Vul het jaartal van de bijbehorende grondwet in
    koninkrijk der Nederland
    beter zorgen voor de burgers
    1848
    1814
    1798
    1983

    Slide 28 - Question de remorquage

    Heb jij het goed begrepen?
    Test je kennis!
    Wanneer kwam het kinderwetje van Van Houten?
    Sleep het vinkje naar het juiste jaartal.
    1950
    1917
    1850
    1874

    Slide 29 - Question de remorquage

    Wie is de voorzitter van de gemeenteraad?
    A
    Burgemeester
    B
    Fractievoorzitter van de grootste partij
    C
    degene die na de verkiezingen door de gemeenteraad hiervoor gekozen word

    Slide 30 - Quiz

    De leerplichtwet maakte voor boerenkinderen een uitzondering. Waarom was dat.
    A
    Omdat fabrieken die kinderen niet wilde hebben
    B
    Zij moesten helpen op de boerderij
    C
    Zij waren te dom om te werken
    D
    Zij waren te dom om te poepen

    Slide 31 - Quiz

    Over welke politieke stroming gaat de afbeelding?
    A
    Liberalisme
    B
    Confessionalisme
    C
    Socialisme
    D
    Communisme

    Slide 32 - Quiz

    Wat is geen naam van een politieke stroming?
    A
    onafhankelijke
    B
    socialisten
    C
    confessionelen
    D
    liberalen

    Slide 33 - Quiz

    Waarom was Aletta Jacobs zo belangrijk voor vrouwenrechten?
    A
    Ze was de eerste Nederlandse vrouw die naar een universiteit mocht.
    B
    Ze was de eerste Nederlandse vrouw die mocht stemmen.
    C
    Ze was de eerste Nederlandse vrouw die zonder problemen kon scheiden van haar man.
    D
    Ze was de eerste vrouwelijke minister-president van Nederland.

    Slide 34 - Quiz

    Wat is een fractie?
    A
    Leden van verschillende partijen
    B
    Leden van het kabinet
    C
    Leden van dezelfde partij
    D
    Mark Rutte

    Slide 35 - Quiz

    Bij welke politieke stroming hoort individuele vrijheid?
    A
    Socialisme
    B
    Christendemocraten
    C
    Liberalisme
    D
    Extreem-rechts

    Slide 36 - Quiz

    Wat wordt er in de politiek met een burgerinitiatief bedoeld?
    A
    De burgers gaan bij het gebouw van de Tweede Kamer demonstreren tegen een wet
    B
    De burgers gaan bij het gebouw van de Tweede Kamer demonstreren voor een wet
    C
    De burgers nemen initiatieven voor nieuwe verkiezingen voor de Tweede Kamer.
    D
    De burgers verzamelen handtekeningen zodat een onderwerp in de Tweede Kamer besproken moet worden.

    Slide 37 - Quiz

    Wat zijn Oppositiepartijen
    A
    Alle partijen die in de regering zitten
    B
    Alle partijen die niet genoeg zetels hebben`
    C
    Alle partijen die niet in de regering zitten
    D
    Alle partijen die rechts zijn

    Slide 38 - Quiz

    Welke politieke stroming is het geloof belangrijk?
    A
    Liberalen
    B
    Confessionelen
    C
    Conservatieven
    D
    Socialisten

    Slide 39 - Quiz

    Bij welke politieke stroming hoort ''gelijkheid''?
    A
    Liberalen
    B
    Socialisten
    C
    Democraten
    D
    Confessionelen

    Slide 40 - Quiz

    Welke politiek stroming zou veel voor werklozen willen doen?
    A
    Socialisten
    B
    Liberalen
    C
    Confessionelen

    Slide 41 - Quiz

    Wat is verzuiling?
    Verzuiling.
    A
    De samenleving wordt ingedeeld op basis van levensbeschouwing.
    B
    De samenleving wordt ingedeeld op basis van godsdiensten.
    C
    De samenleving wordt ingedeeld op basis van leeftijd.
    D
    De samenleving wordt ingedeeld op basis van geslacht.

    Slide 42 - Quiz

    Wat betekent "coalitie"?
    A
    alle partijen in de Tweede Kamer
    B
    alle regeringspartijen samen
    C
    de Tweede en Eerste Kamer samen
    D
    alle oppositiepartijen samen

    Slide 43 - Quiz

    Waaruit blijkt dat koning Willem I erg veel macht had?
    Willem I:
    A
    benoemde & ontsloeg ministers
    B
    benoemde de leden van de Eerste Kamer
    C
    was de baas van het leger en ging over de financiën
    D
    alle antwoorden zijn juist

    Slide 44 - Quiz

    Willem II was conservatief. Conservatief betekent:
    A
    alles willen veranderen
    B
    zo min mogelijk willen veranderen

    Slide 45 - Quiz