TL2-B_Zum Frühstück...

Liebe Schüler & Schülerinnen!
Heb je ...
  • ... je camera aanstaan? (ook aan laten staan gedurende de les!)
  • ... je microfoon gedempt?
  • ... je Textbuch & Arbeitsbuch - hoofdstuk 5 klaarliggen?

Op alle 3 de vragen 'ja' geantwoord? Je bent klaar voor de les! 

    1 / 32
    suivant
    Slide 1: Diapositive
    DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

    Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

    time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

    Éléments de cette leçon

    Liebe Schüler & Schülerinnen!
    Heb je ...
    • ... je camera aanstaan? (ook aan laten staan gedurende de les!)
    • ... je microfoon gedempt?
    • ... je Textbuch & Arbeitsbuch - hoofdstuk 5 klaarliggen?

    Op alle 3 de vragen 'ja' geantwoord? Je bent klaar voor de les! 

      Slide 1 - Diapositive

      B. So frühstücke ich!
      Thema: Zum Frühstück esse & trinke ich ...
      Januar 2021

      Slide 2 - Diapositive

      Inhalt dieser Stunde
      1. Lernziele dieser Woche
      2. Zum Frühstück esse & trinke ich ...
      3. An die Arbeit: AB, Aufgabe B 1 t/m 7
      4. Check der Lernziele

      Slide 3 - Diapositive

      1. Lernziele dieser Stunde
      Am Ende dieser Stunde kann ich ...
      • ... vertellen wat ik graag eet en drink bij het ontbijt.

        Slide 4 - Diapositive

        die Butter
        der Käse
        der Joghurt
        das Brot
        der Schinken
        das Obst
        der Tee
        der Kaffee
        die Milch
        der Orangensaft

        Slide 5 - Question de remorquage

        2. Zum Frühstück esse & trinke ich ...
        Beispiele:

        • "Ich esse Brot mit Marmelade oder Nutella. Zum Frühstück trinke ich Tee ohne Zucker." 
        • "Morgens esse ich Joghurt mit Müsli. Ich trinke Milch." 
        • "Am Morgen trinke ich am liebsten Kaffee. Ich esse Brot mit Käse und Salami".

        Slide 6 - Diapositive

        2. Zum Frühstück esse & trinke ich ...
        Deze zinnen bestaan uit verschillende onderdelen: 
        "Ich esse Brot mit Marmelade oder Nutella. Zum Frühstück trinke ich Tee ohne Zucker." 
        "Morgens esse ich Joghurt mit Müsli. Ich trinke Milch." 
        "Am Morgen trinke ich am liebsten Kaffee. Ich esse Brot mit Käse und Salami".


        Werkwoorden
        Vaste uitdrukking
        producten

        Slide 7 - Diapositive

        2. Zum Frühstück esse & trinke ich ...
        ik drink
        ich trinke
        jij drinkt
        du trinkst
        hij/zij/het drinkt
        er/sie/es trinkt
        wij drinken
        wir trinken
        jullie drinken
        ihr trinkt
        zij drinken / u drinkt
        sie trinken / Sie trinken

        Slide 8 - Diapositive

        2. Zum Frühstück esse & trinke ich ...
        Het werkwoord trinken

        Let op!

        • Om de juiste vorm te maken, gebruik je de stam van het werkwoord + uitgang.
        • Stam van het werkwoord = hele werkwoord -en 
                                  trinken - en = trink
        • Onthouden: ik-vorm (ich trinke) & wij-vorm/u-vorm: (wir / Sie trinken).

        Slide 9 - Diapositive

        ik drink
        jij drinkt
        hij drinkt
        zij drinkt
        wij drinken
        jullie drinken
        zij drinken
        u drinkt
        het drinkt
        Sie trinken
        ich trinke
        wir trinken
        du trinkst
        sie trinken
        sie trinkt
        er trinkt
        ihr trinkt
        es trinkt

        Slide 10 - Question de remorquage

        Vul in: Zum Frühstück _______ ich Milch.
        A
        trinke
        B
        trinkst
        C
        trinken
        D
        trinkt

        Slide 11 - Quiz

        Vul in: Morgens ________ wir immer Kaffee mit Milch und Zucker.
        A
        trinkt
        B
        trinkst
        C
        trinke
        D
        trinken

        Slide 12 - Quiz

        Vul in: Am Morgen ________ wir Orangensaft.
        A
        trinke
        B
        trinkt
        C
        trinken
        D
        trinkst

        Slide 13 - Quiz

        Vul in: Ich ________ zum Frühstück Tee ohne Zucker, aber mit Milch und Zitrone.
        A
        trinkst
        B
        trinke
        C
        trinken
        D
        trinkt

        Slide 14 - Quiz

        Slide 15 - Diapositive

        2. Zum Frühstück esse & trinke ich ...
        ik eet
        ich esse
        jij eet
        du isst
        hij/zij/het eet
        er/sie/es isst
        wij eten
        wir essen
        jullie eten
        ihr esst
        zij eten / u eet
        sie essen / Sie essen

        Slide 16 - Diapositive

        2. Zum Frühstück esse & trinke ich ...
        Het werkwoord essen

        Let op!
        • Het werkwoord 'essen' is een sterk werkwoord = het kan veranderen
        • du-vorm & hij/zij/het-vorm veranderen. Zij krijgen een andere klinker.
        • Onthouden: ik-vorm (ich esse) & wij-vorm/u-vorm: (wir / Sie essen).

        Slide 17 - Diapositive

        ik eet
        jij eet
        hij eet
        zij eet
        wij eten
        jullie eten
        zij eten
        u eet
        het eet
        Sie essen
        ich esse
        wir essen
        du isst
        sie essen
        sie isst
        er isst
        ihr esst
        es isst

        Slide 18 - Question de remorquage

        Vul in: Zum Frühstück _______ ich ein Brötchen mit Käse.
        A
        esse
        B
        isst
        C
        esst
        D
        essen

        Slide 19 - Quiz

        Vul in: Morgens ________ wir immer Joghurt mit Müsli.
        A
        isst
        B
        essen
        C
        esst
        D
        esse

        Slide 20 - Quiz

        Vul in: Am Morgen ________ wir Brot mit Marmelade.
        A
        esse
        B
        isst
        C
        essen
        D
        esst

        Slide 21 - Quiz

        Vul in: Ich ________ zum Frühstück Joghurt mit Obst.
        A
        esse
        B
        isst
        C
        essen
        D
        esst

        Slide 22 - Quiz

        Slide 23 - Diapositive

        2. Zum Frühstück esse & trinke ich ...
        Kijk nog eens naar deze zinnen. Kun je nu zelf zinnen maken?
        "Ich esse Brot mit Marmelade oder Nutella. Zum Frühstück trinke ich Tee ohne Zucker." 
        "Morgens esse ich Joghurt mit Müsli. Ich trinke Milch." 
        "Am Morgen trinke ich am liebsten Kaffee. Ich esse Brot mit Käse und Salami".


        Werkwoorden
        Vaste uitdrukking
        producten

        Slide 24 - Diapositive

        Zet de woorden in de juiste volgorde:
        esse - ich - Brot - Käse - mit - Zum Frühstück

        Slide 25 - Question ouverte

        Zet de woorden in de juiste volgorde:
        Morgens - wir - Tee - ohne Zucker - trinken - und - essen - wir - Obst

        Slide 26 - Question ouverte

        Zet de woorden in de juiste volgorde:
        trinke - Joghurt - ich - Kaffee - esse - mit Milch - und - ich - mit Obst - Zum Frühstück

        Slide 27 - Question ouverte

        Slide 28 - Diapositive

        3. An die Arbeit: AB, Aufgabe B 1 t/m 7
        Aufgabe
        • In tweetallen > breakoutrooms
        • Overleg samen en maak de opdrachten 1 t/m 7 (Seite 111 & 112)
        • Aufgabe 4 (Seite 112) bespreken we straks!


        Slide 29 - Diapositive

        Slide 30 - Diapositive

        4. Check der Lernziele
        Am Ende dieser Präsentation könnt ihr ...
        ...vertellen wat je voor je ontbijt graag eet & drinkt.En nu zelf! Was isst & trinkst du zum Frühstück? 

        • Vertel in 3-5 zinnen wat je bij het ontbijt eet en drinkt.
        • Vertel in volledige zinnen met een werkwoord - vaste uitdrukking - producten. 

        Werkwoorden
        Vaste uitdrukking
        producten

        Slide 31 - Diapositive

        Ik kan vertellen wat ik bij het ontbijt graag eet en drink:
        A
        Ja! Helemaal! Eitje!
        B
        Ja, maar ik moet nog wel heel erg nadenken.
        C
        Mwah...ik vind het nog best moeilijk. Ik moet nog wat meer oefenen.
        D
        Nee, ik vind dit nog heel moeilijk. Ik heb extra hulp nodig!

        Slide 32 - Quiz