Klas 2 - week 8

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

FAIRE DU SPORT

SEMAINE 8

Welke smiley gaat het beste passen bij jouw inzet & werkhouding tijdens de les van vandaag?

😒🙁😐🙂😃

Waarom? (geef antwoord in 1 zin)

FAIRE DU SPORT

Aujourd'hui:

- les objectifs

- vocabulaire Deel 3 

- Je fais du sport & Je ne fais pas de sport

- vocabulaire Deel 4

- Burgerbord --> Sahara

- les devoirs = het huiswerk

- les objectifs

FAIRE DU SPORT

Les objectifs:

- Ik ken de woorden van Vocabulaire Deel 3.

- Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.

- Ik weet waarom we een aflevering van SAHARA kijken.

FAIRE DU SPORT

Aujourd'hui:

- les objectifs

- vocabulaire Deel 3 

- Je fais du sport & Je ne fais pas de sport

- vocabulaire Deel 4

- Burgerbord --> Sahara

- les devoirs = het huiswerk

- les objectifs

Vocabulaire Deel 3

https:

Vocabulaire Deel 3

Compréhension écrite (leesvaardigheid)

- page 110 --> Conversations

- maak de opdrachten op SOCRATIVE 

- gebruik vocabulaire Deel 3!

Klaar? --> quizlet voca deel 1 t/m 3

FAIRE DU SPORT

Aujourd'hui:

- les objectifs

- vocabulaire Deel 3 

- Je fais du sport & Je ne fais pas de sport

- vocabulaire Deel 4

- Burgerbord --> Sahara

- les devoirs = het huiswerk

- les objectifs

Faire DU sport

Il fait du tennis.

Il fait de la natation.

vervoeging van FAIRE

delend lidwoord

Faire DU sport

Le tennis     --> faire du tennis

La natation --> faire de la natation

Faire DU sport

Le  --> faire du 

La --> faire de la

Le tennis

1. faire du tennis
2. faire de la tennis

le ski

1. faire du ski
2. faire de la ski

La course à pied

1. faire du course à pied
2. faire de la course à pied

la natation

1. faire du natation
2. faire de la natation

le basket

1. faire du basket
2. faire de la basket

Faire DU sport

Il fait du tennis.

Il fait de la natation.

NE...PAS

Il fait du tennis --> Probeer deze zin ontkennend (NIET) te maken..

Faire DU sport

Il ne fait pas de tennis.

Il ne fait pas de natation.

NE...PAS

Faire DU sport

1: ontkenning : NE [persoonsvorm] PAS

2: du, de la --> de of d' na ontkenning

Il fait du tennis. --> Il ne fait pas de tennis. 

persoonsvorm

1e werkwoord

na ontkenning ALTIJD de/ d'

Welke ontkennende zin is goed?

Je fais du basket

1. Je ne fais pas du basket
2. Je ne fais pas de basket
3. Je fais pas de basket
4. Je ne pas fais de basket

Welke ontkennende zin is goed?

Ils font du ski.

1. Ils ne font pas de ski.
2. Ils ne pas font de ski.
3. Ils ne font pas de ski.
4. Ils ne font pas du ski.

Welke ontkennende zin is goed?

Nous faisons de la natation.

1. Nous ne faisons pas de natation.
2. Nous ne pas faisons de natation.
3. Nous ne faisons pas de la natation.
4. Nous faisons pas de natation.

Maak de zin ontkennend!

Tu fais du cheval.

Maak de zin ontkennend!

Je fais du skate.

Maak de zin ontkennend!

Elle fait du tennis.

Faire DU sport

1: ontkenning : NE [persoonsvorm] PAS

2: du, de la --> de of d' na ontkenning

Il fait du tennis. --> Il ne fait pas de tennis. 

persoonsvorm

1e werkwoord

na ontkenning ALTIJD de/ d'

Faire DU sport

DONC:

- sporten --> gebruik altijd het werkwoord FAIRE 

- SPORT = le --> DU         [ le tennis --> du tennis ] 

- SPORT = la --> DE LA    [ la natation --> de la natation] 

- na de ontkenning (NE...PAS) --> altijd DE of D'

FAIRE DU SPORT

Aujourd'hui:

- les objectifs

- vocabulaire Deel 3 

- Je fais du sport & Je ne fais pas de sport

- vocabulaire Deel 4

- Burgerbord --> Sahara

- les devoirs = het huiswerk

- les objectifs

Vocabulaire Deel 4

Vocabulaire Deel 4

FAIRE DU SPORT

Aujourd'hui:

- les objectifs

- vocabulaire Deel 3 

- Je fais du sport & Je ne fais pas de sport

- vocabulaire Deel 4

- Burgerbord --> Sahara

- les devoirs = het huiswerk

- les objectifs

Burgerbord | Macht & Onafhankelijkheid

aflevering 1: het geheim van Mauretanië 

1 x rapport

FAIRE DU SPORT

Aujourd'hui:

- les objectifs

- vocabulaire Deel 3 

- Je fais du sport & Je ne fais pas de sport

- vocabulaire Deel 4

- Burgerbord --> Sahara

- les devoirs = het huiswerk

- les objectifs

FAIRE DU SPORT

PROEFWERK WEEK 10 

leren

- Vocabulaire deel 1 /m 4 --> F-NL/ NL-F

- Comment dire (7 zinnen) --> F-NL/ NL-F

- Il est quelle heure? --> hele uren, halve uren, kwartieren

- Faire du sport --> gebruik sporten in het Frans

- werkwoord FAIRE 

FAIRE DU SPORT

Les devoirs | 3 février (week 9) 

maken	leren
- kijk de aflevering af van Sahara: het geheim van Mauretanië --> Link op Classroom - nakijkopdracht ex 20 (luisteropdracht) --> zie Classroom - opdracht Vocabulaire deel 4 --> zie Classroom - opdracht leesvaardigheid afmaken!	- Vocabulaire Deel 1 t/m 4 - alle zinnetjes - FAIRE

FAIRE DU SPORT

Aujourd'hui:

- les objectifs

- vocabulaire Deel 3 

- Je fais du sport & Je ne fais pas de sport

- vocabulaire Deel 4

- Burgerbord --> Sahara

- les devoirs = het huiswerk

- les objectifs

FAIRE DU SPORT

Les objectifs:

- Ik ken de woorden van Vocabulaire Deel 3.

- Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.

- Ik weet waarom we een aflevering van SAHARA kijken.

https:

Objectif #1 :Ik ken de woorden van Vocabulaire deel 3?

Hoeveel procent heb je goed?

0100

Objectif #2: Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.

Welke zin is goed?

1. Je fais de la tennis.
2. Je fais du tennis.

Objectif #2: Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.

Welke zin is goed?

1. Tu ne fais pas du tennis.
2. Tu ne fais pas de tennis.

Objectif #2: Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.

Vertaal de zin (Let op hoofdletter en punt).

Ik doe niet aan basketbal.

Objectif #2: Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.
Hoeveel vragen had je goed (1, 2, of 3)?

03

Objectif #3: Ik weet waarom we een aflevering van SAHARA kijken.

Waarom?

Welke smiley past het beste bij jouw inzet & werkhouding tijdens de les van vandaag?

😒🙁😐🙂😃

Licht je keuze voor jouw smiley in 1 zin toe.

Klopte jouw voorspelling aan het begin
van de les?

1. JA, het ging zoals ik had verwacht.
2. NEE, het ging beter dan ik had verwacht!
3. NEE, het ging minder goed dan ik had verwacht!

FAIRE DU SPORT

Aujourd'hui:

- les objectifs

- vocabulaire Deel 3 

- Je fais du sport & Je ne fais pas de sport

- vocabulaire Deel 4

- Burgerbord --> Sahara

- les devoirs = het huiswerk

- les objectifs