Digitale vaardigheden

• LOB
• MBO
• Studiejaar 1

Digitale vaardigheden

OSEENO3W

Leerdoelen

Het verschil uitleggen tussen zwakke en sterke wachtwoorden en de redenen daarvoor.

Wat weet je al over digitale vaardigheden?

Wachtwoord beveiliging

Beschermen van toegang tot accounts en systemen door middel van geheime woorden of zinnen.

Zoeken op het internet naar betrouwbare bronnen

Drie betrouwbare bronnen van informatie over digitale veiligheid vinden en samenvatten.

Phishing herkennen

Kenmerken van een phishing e-mail herkennen en de juiste stappen ondernemen om te controleren of een e-mail echt is.

Mappenstructuur organiseren

Een logische en navigeerbare mappenstructuur op je computer maken voor een specifiek project.

Voordelen van cloudopslag

De voordelen van cloudopslag ten opzichte van fysieke opslagmedia benoemen.

Software updaten

Het proces van het updaten van software op je computer beschrijven en uitleggen waarom dit belangrijk is.

Browser keuze

Redenen benoemen waarom iemand zou kunnen kiezen voor een andere webbrowser dan de standaardbrowser van hun besturingssysteem.

Online privacy instellingen

De privacy-instellingen van een social media account aanpassen om je privacy beter te beschermen.

Definitielijst

Wachtwoord beveiliging: het beschermen van toegang tot accounts en systemen door middel van geheime woorden of zinnen.
Phishing: een type online fraude waarbij geprobeerd wordt gevoelige informatie te verkrijgen door zich voor te doen als een betrouwbare entiteit.
Cloudopslag: een service die het opslaan van gegevens op internet servers mogelijk maakt voor toegang vanaf elke locatie.
Software updaten: het proces van het installeren van de nieuwste versies van computerprogramma's om verbeteringen en veiligheidsupdates te verkrijgen.
Webbrowser: een softwaretoepassing voor het ophalen, presenteren en navigeren van informatie op het World Wide Web.
Online privacy: het recht en vermogen van individuen om persoonlijke informatie te controleren en te beschermen op het internet.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.