Formatieve Tijdvak 8

Formatieve toets 
Tijdvak 8


Quiz
(Begrippen, personen, kaarten, jaartallen)
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 3-6

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 52 min

Éléments de cette leçon

Formatieve toets 
Tijdvak 8


Quiz
(Begrippen, personen, kaarten, jaartallen)

Slide 1 - Diapositive

De industriele revolutie begon in Engeland omdat
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in kolonien
D
er te weinig mensen op het platteland leefden

Slide 2 - Quiz

Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren wilden meer machines
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot
D
Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was

Slide 3 - Quiz

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle

Slide 4 - Quiz


Welk begrip wordt bedoeld?
A
antisemitisme
B
nationalisme
C
militarisme
D
modern imperialisme

Slide 5 - Quiz

3. Naast de 'discussies over de sociale kwestie' past deze bron (zie volgende dia voor grotere tekst) ook bij andere kenmerkende aspecten van die tijd. Welke?
A
de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving
B
de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen
C
voortschrijdende democratisering
D
de opkomst van emancipatiebewegingen

Slide 6 - Quiz

Noem 2 groepen die aan het einde van de 19de eeuw opkwamen voor de emancipatie van groepen burgers? (2p)

Slide 7 - Question ouverte

welke politieke stroming komt op voor de rechten van arbeiders?
A
socialisme
B
liberalisme
C
confessionelen
D
nationaal-socialisme

Slide 8 - Quiz

Wat is modern imperialisme?
A
De Europese inspanningen om ervoor te zorgen dat de bevolking van de koloniën welvarend zou worden.
B
De Europese machtsuitbreiding in Azië en Afrika na 1870, waardoor grote koloniale rijken ontstonden.
C
De Europese ontdekkingsreizen in de zeventiende eeuw, met als doel de relatie tussen Europa en Azië te verbeteren.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 9 - Quiz

Welk woord wordt bedoeld?
trots op je eigen land – vlag – volkslied

Slide 10 - Question ouverte

Het communisme wil...
A
Een sterke leider, aan wie iedereen gehoorzaam is.
B
Gelijke verdeling van bezit en macht.
C
Democratie
D
De mogelijkheid om winst te maken en rijk te worden

Slide 11 - Quiz




Wat hoort er NIET bij het liberalisme?
Wat hoort er NIET bij het liberalisme?
A
Liberalen zijn voorstander van economische vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.
B
Liberalen willen een belangrijke rol voor de overheid in de economie om te zorgen voor meer gelijkheid.
C
Individuele vrijheid is belangrijk, mensen mogen dus zelf weten welke cultuur zij naleven.
D
Linkse liberalen willen meer invloed voor burger maar rechtse liberalen niet.

Slide 12 - Quiz

wat is een vakbond?
A
een groep arbeiders die durven te demonstreren tegen fabriek directeuren
B
een vereniging die opkomt voor de belangen van arbeiders
C
een kunststroming die arbeiders schildert
D
een organisatie die opkomt voor de belangen van de boeren aan het begin van de 19e eeuw

Slide 13 - Quiz


Wat betekent het begrip 'Feminisme'
A
Het streven naar ongelijke rechten voor vrouwen en mannen
B
Het streven naar gelijke rechten alleen vrouwen
C
Het streven naar gelijke rechten voor vrouwen en mannen
D
Het streven naar gelijke rechten voor mannen

Slide 14 - Quiz

Is de tekenaar een voor- of tegenstander van het feminisme?
A
Voorstander
B
Tegenstander

Slide 15 - Quiz