Signaalwoorden

Bedenk een zin van maximaal zes woorden waarin het onderwerp 'Een bank' is.
1 / 29
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bedenk een zin van maximaal zes woorden waarin het onderwerp 'Een bank' is.

Slide 1 - Question ouverte

Dus

Het is logisch dan zinnen en alinea's op een logische manier met elkaar zijn verboden.


Een manier om deze structuur aan te duiden is met ...

Slide 2 - Diapositive

SIGNAALWOORDEN

Slide 3 - Diapositive

Dit blok: vier verbanden


1) Uitspraak – voorbeeld 

Bijvoorbeeld, zo(als)





Slide 4 - Diapositive


2)  Uitspraak – opsomming 

Ook, verder, daarnaast

Slide 5 - Diapositive


3. Tegenstelling 
Maar, echter, daarentegen


Slide 6 - Diapositive


4. Middel-doel  
daarmee,
waarmee, door middel van


Slide 7 - Diapositive

Welk verband hoort bij het signaalwoord:
'Integendeel'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel

Slide 8 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord:
'Waarmee'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel

Slide 9 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord:
'om (... te)'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel

Slide 10 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord:
'Daarnaast'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel

Slide 11 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord:
'Verder'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel

Slide 12 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord:
'Zo'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel

Slide 13 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord:
'Bovendien'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel

Slide 14 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord:
'Door middel van'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Tegenstelling
D
Middel-doel

Slide 15 - Quiz

Nakijken
Opdracht 30

Slide 16 - Diapositive

Opdracht 30

1: waar


Uitspraak: 'Dat is geen slecht idee.'

1) Roken scheelt veel geld (r.9)

2) Maar ook tijd (r.9)

3) Stoppen is ook goed voor je imago (r. 11-12)

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 30

2: niet waar


De eerste zin van alinea 3 is: 'Stoppen met roken is verder goed voor het lichaam.'

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 30

3: waar



Slide 19 - Diapositive

Opdracht 30

4: waar


Stoppen met roken is verstandig, maar wel bijzonder moeilijk.

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 30

5: niet waar


Volgens de wetenschappers Hanan Frenk en Reuven Dar van de universiteit van Tel Aviv in Israël is wetenschappelijk echter nog steeds niet onomstotelijk bewezen dat nicotine een verslavende stof is.

Slide 21 - Diapositive

Opdracht 30

6: niet waar


Volgens Frenk en Dar zijn verstokte rokers niet het slachtoffer van een verslavend stofje, maar van een slechte gewoonte die ze zichzelf hebben eigen gemaakt en die ze dus ook kunnen afleren.

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 30

7: niet waar


Er staat geen tegenstellend signaalwoord in alinea 7.

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 30

8: waar


Zowel ... als (r. 40)


De voorbeelden van lichamelijke en geestelijke ontwenningsverschijnselen worden genoemd

Slide 24 - Diapositive

Opdracht 30

9: waar



 Het middel is vastberadenheid.




Slide 25 - Diapositive

Opdracht 30

10: waar


Uitleg: Na de uitspraak dat iemand na een paar weken in
rustiger vaarwater terechtkomt,
volgen voorbeelden.




Slide 26 - Diapositive

Opdracht 30

11: waar


De eerste zin van alinea 8 begint met het signaalwoord Toch. Dit is een signaalwoord dat een tegenstelling aangeeft.




Slide 27 - Diapositive

Opdracht 30

12: niet waar


Er is geen sprake van een tegenstelling. Dat wat in alinea 9 is beweerd, wordt bevestigd door de uitspraak van Arie Dijkstra.




Slide 28 - Diapositive

Huiswerk voor de volgende les
Opdracht 31 en 33 (blok 3)

Slide 29 - Diapositive