Klas 1 - Chapitre 3 - B

Bonjour et bienvenue!

1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Bonjour et bienvenue!

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui
  • Vocabulaire A
  • Lire B  (t/m ex. 12)

Les buts: 
- je kunt een fragment uit een dagboek begrijpen

Slide 2 - Diapositive

Vocabulaire A

Slide 3 - Diapositive

de school
A
l'école
B
l'élève
C
le contrôle
D
la classe

Slide 4 - Quiz

wiskunde

Slide 5 - Question ouverte

le portable

Slide 6 - Question ouverte

geschiedenis

Slide 7 - Question ouverte

Le prof d'anglais est sympa

Slide 8 - Question ouverte

Lire B
On va lire le texte ensemble
fais ex 9, 10, 11, 12

Slide 9 - Diapositive

Aujourd'hui
  • Vocabulaire A & B
  • Reviser getallen & ww
  • Kloktijden
  • Lire B afmaken

Les buts: 
- je kunt een fragment uit een dagboek begrijpen
- kun je kloktijden in het Frans zeggen
- je kunt vertellen over school

Slide 10 - Diapositive

Noteer in cijfers:
quarante-quatre

Slide 11 - Question ouverte

Noteer in cijfers
soixante-huit

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal:
Jij hebt

Slide 13 - Question ouverte

Zet het ww tussen haakjes in de goede vorm:
On (manger) un bonbon.

Slide 14 - Question ouverte

Traduis:
Wij houden van kaas.
A
Vous aimez le fromage.
B
Nous aimez le fromage.
C
Vous aimons le fromage.
D
Nous aimons le fromage.

Slide 15 - Quiz

Geschiedenis
A
la géographie
B
l'histoire
C
les maths
D
le néerlandais

Slide 16 - Quiz

Welk woord heeft NIET met school te maken?
A
rigoler
B
le ontrôle
C
en quatrième
D
le prof

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Traduis (vertaal):
opschrijven

Slide 19 - Question ouverte

Traduis:
Le contrôle est facile.

Slide 20 - Question ouverte

Kloktijden
Le but: je kunt kloktijden zeggen in het Frans

Slide 21 - Diapositive

Bedenk een situatie waarin het handig is om kloktijden in het Frans te gebruiken.

Slide 22 - Question ouverte

Les heures
?
?
?
?
?
?
?
?
?
?
?
?

Slide 23 - Diapositive

Hele uren

Het is twee uur = Il est deux heures.
Het is acht uur = il est huit heures.
Het is één uur = Il est une heure.

Je schrijft 'heures' altijd met een 's', behalve als het één uur is!



Slide 24 - Diapositive

Hele uren
LET OP!

Het is 12 uur 's middags = Il est midi.
Het is 12 uur 's nachts = Il est minuit.

In het Frans zeg je niet: il est douze heures, maar: il est midi/minuit.

Slide 25 - Diapositive

Kwart over = ..... et quart 
Het is kwart over twee = Il est deux heures et quart
Het is kwart over 1 = Il est une heure et quart

12:15 = Il est midi et quart
00:15 = Il est minuit et quart

Slide 26 - Diapositive

Halve uren = ..... et demie
Half 3 = Il est deux heures et demie
Half 2 = Il est une heure et demie

Half 1 's middags = Il est midi et demi (let op: zonder -e!)
Half 1 's nachts = Il est minuit et demi

Slide 27 - Diapositive

Kwart voor = ..... moins le quart
kwart voor 2 = Il est deux heures moins le quart.
kwart voor 1 = Il est une heure moins le quart.

kwart voor 12 's middags = Il est midi moins le quart.
kwart voor 12 's nachts = Il est minuit moins le quart.

Slide 28 - Diapositive

Het is 9 uur:
Il est neuf heures.

Het is kwart over 9:
Il est neuf heures et quart.

Het is half 9:
Il est huit heures et demie

Het is kwart voor 9:
Il est neuf heures moins le quart
DONC ...

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Kloktijden

Slide 31 - Diapositive

Kloktijden

Slide 32 - Diapositive

Il est cinq heures.
A
Het is half 5.
B
Het is 5 uur.
C
Het is kwart over 5.
D
Het is half 6.

Slide 33 - Quiz

Il est midi.
A
Het is 12 uur 's nachts.
B
Het is 12 uur 's middags.

Slide 34 - Quiz

Il est trois heures et demie.
A
Het is half 3.
B
Het is half 4.

Slide 35 - Quiz

Il est midi et demi.
A
Het is half 1.
B
Het is half 12 's middags.
C
Het is half 12 's nachts.

Slide 36 - Quiz

Il est quatre heures moins le quart
A
Het is kwart over 4.
B
Het is half 4.
C
Het is kwart voor 4.
D
Het is kwart voor 3.

Slide 37 - Quiz

Il est huit heures et quart.
A
Het is 8 uur.
B
Het is 10 over 8.
C
Het is kwart over 8.
D
Het is kwart voor 8.

Slide 38 - Quiz

Welke tijd is het vroegst?
A
sept heures et quart
B
sept heures et demie.
C
sept heures moins le quart

Slide 39 - Quiz

Vertaal de kloktijd naar het Frans:
het is drie uur

Slide 40 - Question ouverte

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is half vier

Slide 41 - Question ouverte

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart voor zes

Slide 42 - Question ouverte

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is 12 uur 's nachts.

Slide 43 - Question ouverte

Vertaal de kloktijd in het Frans:
kwart over 12 's middags

Slide 44 - Question ouverte

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
il est minuit moins le quart

Slide 45 - Question ouverte

Vertaal de kloktijd naar het Frans:
het is één uur.

Slide 46 - Question ouverte

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart voor zeven.

Slide 47 - Question ouverte

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart over negen.

Slide 48 - Question ouverte

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart over twee.

Slide 49 - Question ouverte

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is half tien.

Slide 50 - Question ouverte

Zet de tijden van vroeg naar laat:
(sleep blauw over rood)
1
2
3
4
5
il est sept heures et quart
il est trois heures et demie
il est midi
il est trois heures et quart
il est minuit et quart

Slide 51 - Question de remorquage

Au travail!
Maak B en C

Slide 52 - Diapositive