Oefentoets OA basisschoolkind

• OA
• MBO
• Studiejaar 1

Oefentoets OA basisschoolkind

Periode 3

2022-2023

Groeispurt
Wie start er het eerst met de groeispurt

1. Meisjes
2. Jongens
3. tegelijk

Voeding
Gezonde voeding blijft belangrijk voor het basisschoolkind. Advies is om te voeding te kiezen volgens het principe van de schijf van vijf. Welk voedingsvoorbeeld valt binnen dit advies

1. 250 gr groente en 2x fruit op een dag
2. meer eiwitten eten dan een volwassene
3. Koolhydraten verminderen
4. Kiezen uit dagkeuzes en weekkeuzes

Uit onderzoek blijkt dat leeftijdsgenoten fysiek goed presterende kinderen eerder accepteren en aardig vinden.

1. onjuist
2. juist

Kinderen van ongeveer 12 jaar zijn vaak net zo ‘handvaardig’ als volwassenen. Er is nauwelijks verschil in netheid als het gaat om schrijven, knippen en tekenen.

1. juist
2. onjuist

Bij schoolkinderen maakt het fantasiedenken plaats voor realiteitsdenken, logisch denken en abstract denken.
Welke omschrijving past bij logisch denken?

1. Het kind is in staat tot ordenen en in staat om te zien wat de oorzaak en wat het gevolg van iets is.
2. Schoolkinderen staan met beide benen in de wereld. Om zich heen zien ze vervuiling van het milieu, op de televisie zien ze beelden van terreuraanslagen etc. Dat maakt ze bang.
3. Bij vakken zoals aardrijkskunde en geschiedenis heb je dit soort denken nodig.

Bij schoolkinderen maakt het fantasiedenken plaats voor realiteitsdenken, logisch denken en abstract denken.
Welke omschrijving past bij abstract denken?

1. Het kind is in staat tot ordenen en in staat om te zien wat de oorzaak en wat het gevolg van iets is.
2. Schoolkinderen staan met beide benen in de wereld. Om zich heen zien ze vervuiling van het milieu, op de televisie zien ze beelden van terreuraanslagen etc. Dat maakt ze bang.
3. Bij vakken zoals aardrijkskunde en geschiedenis heb je dit soort denken nodig.

Bij schoolkinderen maakt het fantasiedenken plaats voor realiteitsdenken, logisch denken en abstract denken.
Welke omschrijving past bij realiteitsdenken?

1. Het kind is in staat tot ordenen en in staat om te zien wat de oorzaak en wat het gevolg van iets is.
2. Schoolkinderen staan met beide benen in de wereld. Om zich heen zien ze vervuiling van het milieu, op de televisie zien ze beelden van terreuraanslagen etc. Dat maakt ze bang.
3. Bij vakken zoals aardrijkskunde en geschiedenis heb je dit soort denken nodig.

Hieronder staan verschillende situaties beschreven. Welk begrip hoort bij compensatiegedrag?

1. Tony heeft een ernstige vorm van dyslexie. Hij is al een blijven zitten, maar dat heeft weinig geholpen. Gaandeweg heeft Tony zich ontwikkeld als clown.
2. Saar vindt het fijn als zij een taak goed heeft afgerond om dan een sticker hiervoor te krijgen in haar schrift.
3. Verschillende factoren zoals het sociale milieu, persoonlijkheid van een kind en de intellectuele vermogen van het kind spelen hierbij een rol

Hieronder staan verschillende situaties beschreven. Welk begrip hoort bij prestatiegerichtheid?

1. Tony heeft een ernstige vorm van dyslexie. Hij is al een blijven zitten, maar dat heeft weinig geholpen. Gaandeweg heeft Tony zich ontwikkeld als clown.
2. Saar vindt het fijn als zij een taak goed heeft afgerond om dan een sticker hiervoor te krijgen in haar schrift.
3. Verschillende factoren zoals het sociale milieu, persoonlijkheid van een kind en de intellectuele vermogen van het kind spelen hierbij een rol

Hieronder staan verschillende situaties beschreven. Welk begrip hoort bij leergeschiktheid?

1. Tony heeft een ernstige vorm van dyslexie. Hij is al een blijven zitten, maar dat heeft weinig geholpen. Gaandeweg heeft Tony zich ontwikkeld als clown.
2. Saar vindt het fijn als zij een taak goed heeft afgerond om dan een sticker hiervoor te krijgen in haar schrift.
3. Verschillende factoren zoals het sociale milieu, persoonlijkheid van een kind en de intellectuele vermogen van het kind spelen hierbij een rol

De woorden die iemand begrijpt maar zelf niet gebruikt noem je de

1. Passieve woordenschat
2. Actieve woordenschat

De woorden die iemand niet begrijpt behoren tot de

1. Passieve woordenschat
2. Actieve woordenschat

Er zit geen verschil tussen eentalige kinderen en tweetalige kinderen op het gebied van woordenschat.

1. Juist
2. Onjuist

Lezen gaat minder vlot bij tweetalige kinderen.

1. Juist
2. Onjuist

Er zit een verschil tussen eentalige kinderen en tweetalige kinderen op het gebied van actieve woordenschat.

1. Juist
2. Onjuist

De sterkste groei in woordenschat is tussen de

1. 8-11 jaar
2. 10-12 jaar
3. 7-13 jaar

Voeding heeft effect op sociaal en emotioneel functioneren.

1. juist
2. onjuist

Er is een verband tussen gezonde voeding, energie hebben en over zelfvertrouwen beschikken.

1. juist
2. onjuist

Kinderen die weinig zelfvertrouwen hebben maken eerder gezonde keuzes.

1. juist
2. onjuist

Ondervoeding komt niet in Nederland voor.

1. juist
2. onjuist

Ongeveer een op de acht kinderen heeft overgewicht.

1. juist
2. onjuist

Pesten
Onder schoolkinderen is pesten een veelvoorkomend probleem.

1. juist
2. onjuist

Pesten is:

1. Pesten is het met opzet lichamelijk kwetsen van een ander die in een minder sterke positie verkeert.
2. Pesten is het met opzet geestelijk kwetsen van een ander die in een minder sterke positie verkeert.
3. beide antwoorden zijn juist

Gevolgen van pesten:

1. Gepest worden maakt een kind onzeker en het leidt ertoe dat het kind negatief over zichzelf gaat denken.
2. Kinderen die slachtoffer zijn van pesten, zijn vaak minder sociaal vaardig.
3. Kinderen die gepest worden trekken vaker om met lotgenoten en trekken vaker op met jongere kinderen.
4. Alle antwoorden zijn juist

Omgaan met volwassenen
Welke antwoorden zijn juist

1. Een kind van 6 jaar kijkt tegen alle aardige volwassenen op, simpelweg omdat die veel meer kunnen en weten.
2. Een kind van 8 jaar gehoorzaamt een volwassene omdat deze een bepaalde positie heeft.
3. Beide juist

Identificatiefiguren voor een schoolkind zijn:

1. Vrienden en vriendinnen
2. idool

Ontwikkeling van geweten:
In de basisschoolperiode zien we een verdere ontwikkeling van het normbesef van het kind: het besef van goed en kwaad, ofwel de ontwikkeling van het geweten.

1. Ontwikkeling van geweten is voor ieder kind gelijk
2. Ontwikkeling van het geweten verandert naar mate een kind ouder wordt

Ontwikkeling van geweten:
In de basisschoolperiode zien we een verdere ontwikkeling van het normbesef van het kind: het besef van goed en kwaad, ofwel de ontwikkeling van het geweten.

1. Ontwikkeling van geweten is voor ieder kind gelijk
2. Ontwikkeling van het geweten verandert naar mate een kind ouder wordt

waarden en normen
Vrijheid, Veiligheid, Eerlijkheid
zijn voorbeelden van

1. Waarden
2. Normen

waarden en normen
Vrijheid, Veiligheid, Eerlijkheid
zijn voorbeelden van

1. Waarden
2. Normen

Een schoolkind beschouwt waarden en normen als iets onveranderlijks. Denk aan: stelen is altijd verkeerd. Of: Je moet altijd lief zijn tegen papa en mama, je mag hen niet boos maken.

1. waar
2. niet waar

Vanaf de leeftijd van ongeveer 8 jaar gaan kinderen kritischer kijken naar gedrag van mensen en de regels die er zijn. Een kind van 10 jaar leert verschil maken tussen regels die nut hebben en regels die zinloos zijn.

1. waar
2. niet waar

Emotionele ontwikkeling
Een kind van 6 jaar gaat ervan uit dat er een lijnrechte relatie bestaat tussen bepaalde ervaringen en bepaalde emoties
Wat is waar?

1. Kinderen laten zich hierbij niet leiden door hun eigen ervaringen en gevoelens
2. Gevoelens bij anderen die niet zichtbaar zijn, bestaan voor hen niet. Iemand die verdrietig is, huilt. Iemand die niet huilt, kan niet verdrietig zijn.

Emotionele ontwikkeling
Een kind van 6 jaar gaat ervan uit dat er een lijnrechte relatie bestaat tussen bepaalde ervaringen en bepaalde emoties
Wat is waar?

1. Kinderen laten zich hierbij niet leiden door hun eigen ervaringen en gevoelens
2. Gevoelens bij anderen die niet zichtbaar zijn, bestaan voor hen niet. Iemand die verdrietig is, huilt. Iemand die niet huilt, kan niet verdrietig zijn.

Een jong schoolkind is vaak terughoudend in het uiten van zijn gevoelens; het verbergt ze. Ook hier geldt weer dat wat niet zichtbaar is, er niet is. Een schoolkind uit vaak pas zijn emoties, wanneer het hem te veel wordt.
Hoe ondersteun je een kind die in een lastige thuissituatie verkeerd?

1. Liever negeren, ze hebben geen behoefte aan begeleiding
2. Ondersteun in de vorm van activiteiten waarbij het kind zich kan uiten: Spel, voorlezen, tekenen