Les 5 M4 Eco1 - 22112021

Welkom bij Economie in Mavo 4
Les 5
Periode 2
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Economie in Mavo 4
Les 5
Periode 2

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen vandaag?
  • Start + Welkom
  • Huiswerk controle
  • Par. 2.2 D bespreken
  •  PTA-boekje
  • Start par. 3 moet 2.3 A: Produceren
  • Uitleg + eventueel huiswerk 2.3 B:Ondernemingsvormen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
    • Wat is produceren?
    • Je leert welke productiefactoren nodig zijn om te produceren.
    • Je leert wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren.
    • Je leert wat de productiesectoren zijn

    • Na deze les kun je de verschillende ondernemingsvormen benoemen en je kent de verschillen.




    Slide 3 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    ENERGIZER
    Een ondernemende indiaan start een kano-bedrijf. Hij produceert en verkoopt authentieke houten kano's.

    Je krijgt 1 minuut de tijd om 5 dingen te noteren die hij nodig heeft (mag een product zijn, maar hoeft niet)
    timer
    1:00

    Slide 4 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat heeft de ondernemende indiaan nodig om te produceren?

    Slide 5 - Carte mentale

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat betekent produceren?

    Slide 6 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    2.3 A Produceren 
    • Produceren = het maken van producten of het produceren van een dienst.

    • Formele productie = Geregistreerde productie door Overheid en bedrijven
    • Informele productie = Niet-geregistreerde productie zoals zwart werk, vrijwilligerswerk en zelfvoorziening

    Slide 7 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

     Soorten productie
    PRODUCTIE IN ENGE ZIN:
    Productie in de formele sector, door bedrijven en de overheid.

    PRODUCTIE IN RUIME ZIN:
    Alle activiteiten die in behoeften voorzien, dus behalve productie in de formele óók de productie in de informele sector.

    Slide 8 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Hieronder staan vier voorbeelden van productie. 

    Is er sprake van formele productie of van informele productie? Sleep de voorbeelden naar het juiste vak.
    formele productie
    informele productie
    De buurman legt in zijn tuin een nieuw gazon aan.
    De gemeentelijke plantsoenendienst maakt het park schoon. 
    Een fabrikant maakt een nieuw model smartphone. 
    Een timmerman beunt bij in de avonduren. 

    Slide 9 - Question de remorquage

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Slide 10 - Vidéo

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Productiefactoren
    • Kapitaal
    • Arbeid
    • Natuur
    • Ondernemerschap
    Kapitaal:
    alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je langere tijd bij de productie gebruikt, zoals machines, gebouwen en voertuigen.
    Arbeid:
    de lichamelijke en geestelijke inspanningen die de mensen bij de productie leveren
    Natuur:
    Alles wat de natuur levert. Bijvoorbeeld de grond zelf, grondstoffen, aardolie en aardgas
    Ondernemerschap:
    de activiteiten van de ondernemer, die het productieproces organiseert en leidt.

    Slide 11 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Vergoeding voor de productiefactoren
    Kapitaal
    Arbeid
    Natuur
    Ondernemerschap
    huur, rente
    loon
    pacht
    winst

    Slide 12 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    In het verleden was het kanobedrijf arbeidsintensief
    Arbeidsintensief:
    bedrijven met hoge arbeidskosten, omdat de productie daar vooral tot stand komt door menselijke arbeid (vaak dienstverlenende bedrijven).
    Arbeidsintensief of kapitaalintensief?
    Tegenwoordig is het kanobedrijf kapitaalintensief
    Kapitaalintensief:
    bedrijven die in verhouding veel gebruik maken van kapitaalgoederen. Zij hebben ook hoge afschrijvingskosten.

    Slide 13 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Produceren
    Om te produceren heb je productiemiddelen nodig
    • Alles wat nodig is om te produceren.
    • Machines, grondstoffen, arbeid etc.

    Productiemiddelen onder te verdelen in 4 productiefactoren
    • Natuur, Arbeid, Kapitaal en Ondernemerschap

    Slide 14 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Duurzaam produceren
    • Duurzaam produceren = produceren zonder schade voor mensen/natuur voor nu en in de toekomst

    Slide 15 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    LET OP! Verschil in begrippen.
    productieFACTOREN (kapitaal, arbeid, natuur)

    productieSECTOREN (primaire, secundaire, tertiaire, quartiare)

    SECTOREN in het mbo (groen, economie, zorg en welzijn, techniek)

    Slide 16 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Productiesectoren   

    Slide 17 - Diapositive

    De ondernemingen waarbij je kunt werken, zijn verdeeld in vier productiesectoren.

    De primaire sector: hier horen bedrijven bij die grondstoffen maken zoals boeren, vissers, de houtkap en mijnbedrijven.

    De secundaire sector: hier horen bedrijven bij die de grondstoffen van de primaire sector nemen en verwerken tot iets anders. Fabrieken, bouwbedrijven, pottenbakkers en soortgelijke bedrijven.

    De tertiaire sector: hierin vind je alle bedrijven die een dienst leveren (en dus niet een goed maken!) en deze met winst proberen te verkopen. Alle winkels horen hierbij, maar ook de bank, de NS, de kapper en klusbedrijven,

    De quartaire sector: hier vallen alle bedrijven onder die een dienst leveren en deze niet met winst proberen te verkopen. De diensten die in de quartaire sector worden geleverd zijn grotendeels openbaar. Hieronder vallen de politie, brandweer en het onderwijs.
    Vragen?
    VRAGEN?

    Slide 18 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Learnbeat

    Maken par. 2.3 A: Produceren

    SUCCES!!!

    Slide 19 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Vragen?

    Slide 20 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    2.3 B: Ondernemingsvormen

    Slide 21 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Slide 22 - Vidéo

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Ondernemingsvormen
    • Eenmanszaak
    • zelfstandige zonder personeel (zzp-er)
    • Vennootschap onder firma (vof)
    • Besloten vennootschap (bv)
    • Naamloze vennootschap (nv)
    • stichting

    Slide 23 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Eenmanszaak
    Er is één eigenaar die zelf de leiding heeft. 

    De eigenaar kan wel
    personeel in dienst hebben.

    Slide 24 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Zzp-er 
    Iemand die werkt zelfstandig, heeft dus een eigen onderneming. 

    Een zzp-er heeft geen personeel en betaalt inkomstenbelasting over de winst.

    Slide 25 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Welke beweringen zijn juist? Er zijn meerdere antwoorden goed.
    A
    Een zelfstandige kan personeel in dienst hebben.
    B
    Als zelfstandige heb je zekerheid over je werk en je inkomen.
    C
    In een eenmanszaak werkt maar één person.
    D
    De eigenaar van een eenmanszaak is eigen baas.

    Slide 26 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    V.o.f.
    Vennootschap onder firma: er zijn twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten)
    die samen de leiding hebben.

    Slide 27 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    kenmerken eenmanszaak en v.o.f.
    Voor de eigenaren van een eenmanszaak en v.o.f. is de winst hun inkomen. Daarover betalen zij inkomstenbelasting. Dat is een belasting die iedereen over zijn privé-inkomen
    moet betalen.

    Bij verlies zijn de eigenaren ook privé aansprakelijk.

    Slide 28 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Wat zou een mogelijk risico kunnen zijn als je samen met iemand een v.o.f. start i.p.v. een eenmanszaak?

    Slide 29 - Question ouverte

    Cet élément n'a pas d'instructions

    BV en NV
    Een bv (= besloten vennootschap) en een nv (= naamloze vennootschap) zijn ondernemingsvormen waarbij het privégeld van de eigenaren en het geld van de onderneming strikt van elkaar gescheiden zijn. De eigenaren zijn aandeelhouders.

    Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald.
    De aandeelhouders krijgen dividend als er winst gemaakt wordt.

    Slide 30 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Stichting
    Een stichting is een instelling die opgericht is om een bepaald doel te verwezenlijken. Vaak ontvangen ze geld in de vorm van donaties of een subsidie. Winst mag niet gehouden worden, dit moet besteed worden t.b.v. het doel van de stichting.

    Slide 31 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Check lesdoelen

    Slide 32 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Huiswerk:

    Weektaak:
    (Zie ook studieplanner LearnBat) Maken heel par. 2.3

    We behandelen vandaag A + B en donderdag C+D

    Slide 33 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions