Formuleren H3 fouten met verwijzen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Formuleren H3 

Fouten met verwijzen 

Welke regels over verwijswoorden ken je nog? / Geef voorbeelden van verwijswoorden.

Leerdoel

Je kunt fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren

Dit, dat, die, deze

Verwijzen naar zelfstandig naamwoorden doen we met die, deze, dit en dat.

De-woorden (m/v) = die en deze

Het-woorden (o) = dit en dat

Fouten met verwijzen

1) Je weet niet of je naar een de- of het-woord (dit, dat, het, zijn) verwijst:

*Hij kreeg een mooi diploma, die hij aan de muur hing.

het is het diploma, dus:

Hij kreeg een mooi diploma, dat hij aan de muur hing.

Het schoonmaakmiddel dankt zijn geur aan de citroen.

Ons schoonmaakmiddel is op, wil jij het even gaan kopen?

Verwijzen

Fouten met verwijzen

2) Je weet niet of het de-woord waarnaar je verwijst mannelijk (hij, zijn) of vrouwelijk (zij, haar) is:

* De koninklijke familie dankt zijn status aan Willem van Oranje.

familie is vrouwelijk, dus ... dankt haar status ...

Vrouwelijk zijn woorden op: -heid, -nis, -ing, -schap, -st, -te, -de, -ie, -ij, -iek, -theek, -teit, -tuur

achtervoegsels van vrouwelijke de-woorden

Goed of fout? Op de website stond een artikel die goed gelezen werd.

1. goed
2. fout

Goed of fout? De regering moet haar beleid steeds verdedigen.

1. goed
2. fout

Goed of fout? Ajax staat al jaren bekend om haar goede resultaten.

1. goed
2. fout

Lastige verwijswoorden

Je gebruikt waar + voorzetsel (waarmee/waarvan):

• als je verwijst naar dieren en dingen: daar/waar + vz. Het boek waarover je laatst vertelde, heb ik inmiddels ook gelezen

Je gebruikt voorzetsel + wie (met wie/van wie): 

• als je verwijst naar mensen. De klasgenote met wie ik het liefst samenwerk, heet Anouk.

Waarmee of met wie?

Lastige verwijswoorden

Je gebruikt dat:

• als je verwijst naar een onzijdig woord (een 'het-woord'). Het raam - dat raam, 

Je gebruikt wat: 

•  na onbepaalde voornaamwoorden: alles, iets, niets, veel, het enige. Alles wat hij wist, schreef hij op.
• na een overtreffende trap: het mooiste, het aardigste, het grootste. Dit is het mooiste wat ik ooit heb gezien.
• als je verwijst naar dat of datgene. Dat wat ik vergeten ben, zal ik noteren. 
• als wat terugverwijst naar een voorafgaande zin. Wij gaan komende zomer weer kamperen, wat ik heel fijn vind.

DAT of WAT?

Goed of fout? Je kunt hun niet de schuld geven van de pandemie.

1. goed
2. fout

Goed of fout? De hondjes waarmee ik graag ga wandelen, zijn nog jong.

1. goed
2. fout

Goed of fout? De vrienden waarmee ik graag ga wandelen, zijn mijn besties.

1. goed
2. fout

Goed of fout?
De zeehelden, naar wie veel straten vernoemd zijn, waren geen lieverdjes.

1. goed
2. fout

Even oefenen: Ons bestuur liet weten dat .... zich genoodzaakt voelde af te treden.

1. hij
2. het
3. ze
4. hun

Even oefenen: De muur .... mijn broertje steeds tennisballen sloeg, raakte beschadigd.

1. waarop
2. op wie
3. waarvan
4. van wie

Even oefenen: Esra mocht niet met haar vrienden gamen, .... ze erg oneerlijk vond.

1. dat
2. wat
3. het

Even oefenen: De tennisvereniging organiseert graag een competitie voor .... leden.

1. hun
2. zijn
3. haar
4. ze

Even oefenen: Het leukste ... ik ooit gezien heb, is de serie Lupin.

1. wat
2. dat
3. die
4. dit

Mijn ouders kochten een huis in Frankrijk, .... we erg leuk vonden.

1. wat
2. dat
3. kan allebei
4. kan allebei niet

Mijn ouders kochten een huis in Frankrijk, wat we erg leuk vonden.

1. dat ze daar een huis kochten was leuk
2. het huis dat ze kochten was leuk

Mijn ouders kochten een huis in Frankrijk, dat we erg leuk vonden.

1. dat ze daar een huis kochten was leuk
2. het huis dat ze kochten was leuk

Aan de slag

Wat? Maken opdr. 1 en 2 van Grammatica H3 + 1 t/m 3 van Formuleren H3

Hoe? Lesboek en schrift

Tijd? Tot einde van de les

Hulp? Zelfstandig

Klaar? Lezen in leesboek

Exit-ticket

Exit ticket
Geef aan wat je:
1) nu helemaal snapt
2) nog eens uitgelegd wilt krijgen