2TA. Ch4. E Grammar

Today
- Question of the day
- Vocabulary
- Find the rule
- Grammar


Lesson goal: you can use prefixes and suffixes in a sentence
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Today
- Question of the day
- Vocabulary
- Find the rule
- Grammar


Lesson goal: you can use prefixes and suffixes in a sentence

Slide 1 - Diapositive

Who is your favourite Youtuber/Twitch streamer/ TikTokker?

Slide 2 - Carte mentale

Study vocabulary
Study Theme words & A on page 96

Or use Quizlet
Link in Magister
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Find the rule
Open your book on page 74
Read the review

Do exercise 27abc

Wat valt je op?


timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Prefix and Suffix 
Prefix en Suffix zijn letters die je toevoegt voor (prefix) of na (suffix) een woord. Deze toevoegingen veranderen de betekenis van het woord. 

Prefixes
Non– / un– / im– / il– / in– / ir– / dis- deze geven allemaal de tegenovergestelde betekenis aan een woord
Responsible - Irresponsible 
Verantwoordelijk - Onverantwoordelijk 

Slide 5 - Diapositive

Prefix and Suffix
Re- betekend opnieuw, terug of in reactie tot wanneer het toegevoegd is aan het begin van een woord.  
turn, visit, play, act
return, revisit, replay, react 

Mis– wordt gebruikt om een negatieve betekenis te geven als het aan het begin van het woord toegevoegd is.  Understand - Misunderstand
Dis– wordt gebruikt voor een negatieve betekenis of het tegenovergestelde aan het begin van het woord. Like - Dislike 

Slide 6 - Diapositive

Prefix and Suffix
Suffixes
–er: Deze uitgang maakt een vergelijking. Het wordt ook gebruikt voor een persoon of ding dat een actie doet. slow – slower / teach – teacher

–ness wordt gebruikt om een adverb/adjective in een zelfstandig naamwoord te veranderen.  kind - kindness /  happy - happiness 


Slide 7 - Diapositive

Prefix and Suffix 
–ing achter een woord wordt gebruikt voor een product, materiaal of een werkwoord wat in een zelfstandig naamwoord gezet wordt. 
paint - painting 

 –ment toevoegen achter een woord veranderd een werkwoord ook in een zelfstandig naamwoord. 
pay - payment 

Slide 8 - Diapositive

Her latest movie is about an ....... (visible) man.
A
revisible
B
invisible

Slide 9 - Quiz

Sam Harris is a famous ...... (fiction) writer.
A
nonficition
B
misfiction

Slide 10 - Quiz

I'm sorry for this .......... (understanding)
A
misunderstanding
B
disunderstanding

Slide 11 - Quiz

The people are known for their (kind)....
A
kinder
B
kindness

Slide 12 - Quiz

Get to work
Open your book on page 75
Do exercise 28, 29
Writing. Choose 30 or 31

Finished? Study for the test!
Theme words + A
Links in Magister
timer
15:00
First 5 min no talking/ questions

Slide 13 - Diapositive

Give an example of a prefix/suffix:

Slide 14 - Carte mentale

Do exercise 28, 29 on page 75
Writing. Choose 30 or 31 on page77

Study Theme words and A on page 96

Slide 15 - Diapositive