Modalverben üben Präteritum

Kapitel 3 havo
Modalverben üben Präteritum
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Kapitel 3 havo
Modalverben üben Präteritum

Slide 1 - Diapositive

Wat is de basis voor het vervoegen van Modalverben in de verleden tijd?

Slide 2 - Question ouverte

Hoe maak je de stam van een werkwoord?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is de standaard uitgang van Modalverben in de verleden tijd?
Opsomming met spatie.

Slide 4 - Question ouverte

Bij welke Modalverb verandert de klinker in de stam in de verleden tijd niet!!!!!

Slide 5 - Question ouverte

Der Bahnhof war zu weit weg, wir ..... nicht zu Fuß gehen.

Zet het Modalverb können in de juiste vorm in de verleden tijd.

Slide 6 - Question ouverte

Meine Eltern .... mit dem Bus fahren. Die Züge fuhren nicht

Zet het Modalverb müssen in de juiste vorm in de verleden tijd.

Slide 7 - Question ouverte

Ich ..... nicht so lange bleiben, ich bin um 22 Uhr nach Hause gefahren.

Zet het Modalverb dürfen in de juiste vorm in de verleden tijd.

Slide 8 - Question ouverte

Mein Freund ..... keine Rückfahrkarte kaufen.

Zet het Modalverb können in de juiste vorm in de verleden tijd.

Slide 9 - Question ouverte

..... ihr nach Hause fahren?

Vertaal `mogen` in het Duits en zet deze Modalverb in de juiste vorm in de verleden tijd.

Slide 10 - Question ouverte

..... du lange auf die Straßenbahn warten?

Vertaal `moeten` in het Duits en zet deze Modalverb in de juiste vorm in de verleden tijd.

Slide 11 - Question ouverte

Leon hätte das besser ..... , und er hätte den Kopf über meine Fragen geschüttelt.

Vertaal `kunnen` in het Duits en zet deze Modalverb in de juiste vorm.


Slide 12 - Question ouverte

.... Sie zu Fuß zum Museum gehen?

Vertaal `willen` in het Duits en zet deze Modalverb in de juiste vorm in de verleden tijd.

Slide 13 - Question ouverte

Wir hatten eine Stunde Verspätung, niemand ..... warum.

Vertaal `weten` in het Duits en zet deze Modalverb in de juiste vorm in de verleden tijd.


Slide 14 - Question ouverte

Das habe ich noch nie ..... !

Vertaal `willen` in het Duits en zet deze Modalverb in de juiste vorm.

Slide 15 - Question ouverte

Er hat das nicht ..... , sonst hätte er es nicht gemacht.

Vertaal `weten` in het Duits en zet deze Modalverb in de juiste vorm.

Slide 16 - Question ouverte