H3A - 16-01-2025 - §4 Tegenargumenten en weerleggingen

C1§4Tegenargumenten en weerleggingen
Lezen §4  


16-01-2025 
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

C1§4Tegenargumenten en weerleggingen
Lezen §4  


16-01-2025 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Toets Blok 4 = Betoog!

Slide 2 - Diapositive

Terugblik C1§3 :
Wat is het verschil tussen standpunt en argument?

Wat is verschil tussen feitelijk en waarderend argument?


Slide 3 - Diapositive

Signaalwoorden standpunt
Ik vind..
Volgens ons...
Zij denkt dat...
De schrijver is van mening dat...
Onze conclusie is dat...
 Dus...
Daarom...
Kortom...

Slide 4 - Diapositive

Signaalwoorden argument
Dat blijkt uit....
immers...
namelijk...
omdat....
de reden hiervoor is....
want....

Slide 5 - Diapositive

Enkelvoudig
Standpunt
Argument

Slide 6 - Diapositive

Onderschikkend
Standpunt
Argument
Ondersteunend argument
want
dus

Slide 7 - Diapositive

Nevenschikkend
Standpunt
Argument
Argument
Argument
en
en

Slide 8 - Diapositive

Standpunten

Slide 9 - Diapositive

Argumenten

Slide 10 - Diapositive

Enkelvoudige argumentatie
"en"
"en"

Slide 11 - Diapositive

Nevenschikkende argumentatie
"en"
"en"

Slide 12 - Diapositive

Nevenschikkende argumentatie
"en"
"en"
Is dit wel nevenschikkend aan de andere argumenten?!

Slide 13 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie

Slide 14 - Diapositive

Goede docenten moeten verplicht naar zwakke scholen.

Slide 15 - Diapositive

Stelling: Goede docenten moeten verplicht naar zwakke scholen

Leerlingen krijgen beter les

































zwakke leerlingen zullen meer groeien
algemene schoolresultaten worden  beter 
zwakke school wordt een sterke school
ze krijgen betere docenten
leerstof wordt beter uitgelegd
leerlingen presteren beter
want ze krijgen beter uitleg

































ze krijgen beter onderwijs
want...
want...
want...
want...
want...

Slide 16 - Diapositive

 Tegenargumenten en weerlegging
Niet eens met iemands argumentatie? Je kunt dan argumenten tegen het standpunt inbrengen en/of de argumenten weerleggen.
Onthouden/opschrijven!
  • Met een tegenargument ontkracht je een standpunt
  • Met een weerlegging ontkracht je een tegenargument

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Lien

Signaalwoorden weerlegging
Signaalwoorden van weerlegiing zijn bijvoorbeeld:

  • maar
  • echter
  • toch
  • daar staat tegenover
  • dat
  • hoewel
  • daarentegen
  • dat ligt heel anders
  • tenzij

Slide 20 - Diapositive

standpunt, argument en tegenargument

Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis,


want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.


Meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
standpunt
argument
tegenargument

Slide 21 - Diapositive

standpunt, argument, tegenargument en weerlegging
Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis,
want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.

Meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
Er is anders weinig over ons verleden waarop we trots kunnen zijn
tegenargument
weerlegging
argument
standpunt

Slide 22 - Diapositive

Een weerlegging gaat in tegen ...
A
het tegenargument
B
het standpunt

Slide 23 - Quiz

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?
A
Een tegenargument is het ontkrachten van een standpunt; een weerlegging is het ontkrachten van een argument.
B
Een tegenargument is het ontkrachten van een argument; een weerlegging is het ontkrachten van een standpunt.
C
Er is geen verschil, dit is het zelfde.

Slide 25 - Quiz

Wat voor soort argumentatie is dit?
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
neven- en onderschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 26 - Quiz

Wat voor soort argumentatie is dit?
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
neven- en onderschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 27 - Quiz

Een weerlegging is als
A
je de voorargumenten versterkt
B
je het genoemde tegenargument ontkracht
C
als je een tegenargument geeft
D
je je standpunt duidelijk maakt

Slide 28 - Quiz

Signaalwoorden voor een tegenargument zijn:
A
ook, daarnaast
B
dus, vervolgens
C
echter, integendeel
D
om te

Slide 29 - Quiz

Herhaling argumentatiestructuur
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 30 - Question de remorquage

Aan de slag
Maak opdracht 3: subvragen 3 t/m 11 
(dus niet 3.1, 3.2 en 3.12) 
Bladzijde 26 - 27
Opdracht 5 en 6 
Dit is af en nagekeken aan het einde van het 7e uur! 

Slide 31 - Diapositive

Volgende les:
Opdracht 8 en 9 <- Gebruik daarbij Stappenplan 4 op blz. 288

27 januari opdracht 9 inleveren telt als SO!

Slide 32 - Diapositive