JCL vraag en aanbod les 5 Ey

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Programma


nabespreken 2.12 en 2.18 en 2.19
Uitleg Ey
Opgaven maken 2.23 tm 2.35
SO 21 maart H1 en 2
Afsluiting: wat heb je geleerd? 

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je kent je begrip inkomenselasticiteit
  • Je kunt de inkomenselasticiteit uitrekenen
  • Je kunt goederen indelen a.d.h.v. Ey
  • je kunt uitleggen welk effect drempelinkomen en verzadigingsinkomen bij de verschillende producten heeft

Slide 3 - Diapositive

Uitleg
Pak pen & papier om aantekeningen te maken.

Slide 4 - Diapositive

Inkomenselasticiteit
De inkomenselasticiteit wordt weer op dezelfde manier berekend:

Ey = verandering hoeveelheid/verandering inkomen

De verandering inkomen is hier de oorzaak (onder de streep), de verandering hoeveelheid is hier het gevolg (boven de streep). 

Slide 5 - Diapositive

Primair en luxe goederen
primair goed
Noodzakelijk voor je levensonderhoud, lage inkomenselasticiteit. 
Inkomensinelastisch, ook bij een inkomensdaling blijf je het kopen. Voorbeeld: brood. 

luxe goed
nice to have, hoge inkomenselasticiteit. Inkomenselastisch, bij een inkomensdaling zul je snel minder kopen. Voorbeeld: luxe auto. 


Slide 6 - Diapositive

Inferieure goederen
inferieur goed
Goederen met een negatieve inkomenselasticiteit: als je meer gaat verdienen, koop je minder. Voorbeeld: merkloze spijkerbroeken, (schuur)toiletpapier

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

drempel en verzadigingsinkomen
drempel inkomen
Luxe goederen hebben een drempelinkomen: je koopt het goed pas als je een bepaald inkomen hebt bereikt. 

verzadigingsinkomen
Primaire goederen hebben een verzadigingsinkomen. Vanaf dat inkomen geef je niet meer uit aan primaire goederen. 

Slide 10 - Diapositive

samenvatting 
  • Ey van primaire goederen is inelastisch
  • Ey van luxe goederen is elastisch
  • Ey van inferieure goederen is negatief 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Lezen: paragraaf 2.4 Ey
Maken: de vragen2.23 tm 2.35
nakijken 2.18 tm 2.22

Versnellers:

Klaar?:maken 2.36 tm 2.42

rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
10:00

Slide 13 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je kent je begrip inkomenselasticiteit
  • Je kunt de inkomenselasticiteit uitrekenen
  • Je kunt goederen indelen a.d.h.v. Ey
  • je kunt uitleggen welk effect drempelinkomen en verzadigingsinkomen bij de verschillende producten heeft

Slide 14 - Diapositive

Huiswerk: 
volgende les:
doornemen paragraaf 2.4
maken opdracht 2.23 tot en met 2.35

leren hoofdstuk 2
Pak je agenda!!

Slide 15 - Diapositive

Ik begrijp het verschil tussen primaire, luxe en inferieure producten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Sondage

Ik begrijp inkomenselasticiteiten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage


A
A = primaire, B = inferieur, C = luxe
B
A = inferieur, B = luxe, C = primair
C
A = luxe, B = luxe, C= inferieur

Slide 18 - Quiz

Inkomen stijgt met 5%, de vraag stijgt met 7%. Hoeveel is de inkomenselasticiteit?
A
0,71
B
0,98
C
1,02
D
1,4

Slide 19 - Quiz

uitwerking
Ey = 7%/5% = 1,4

Slide 20 - Diapositive

Qv = -50P + 0,02Y + 80
P = 8, Y = 25.000.
Wat is de inkomenselasticiteit als Y wijzigt naar 24.000?
A
2,75
B
3,12
C
2,6
D
4,8

Slide 21 - Quiz

Uitwerking
Qv = -50P + 0,02Y + 80, P = 8, Y = 25.000
Qv = (-50 x 8) + (0,02 x 25.000) + 80 = -400 + 500 + 80 = 180
Y daalt van 25.000 naar 24.000. De nieuwe Qv wordt dan: 
(-50 x 8) + (0,02 x 24.000) + 80 = -400 + 480 + 80 = 160
Wijziging Y = (24000 - 25000)/25000 * 100% = -4%
Wijziging Q = (160-180)/180 * 100% = -11%
Ey = -11/-4 = 2,75

Slide 22 - Diapositive

Statusgoederen zijn goederen waarvan de vraag stijgt als de prijs stijgt. Bijvoorbeeld kunst.
A
Ev van statusgoederen is negatief.
B
Ey van statusgoederen is negatief.
C
Ey van status goederen is positief.
D
Ev van statusgoederen is positief.

Slide 23 - Quiz