Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
v4 slides om samen te voegen
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
03:01
Wat zijn voordelen van de handel tussen deze dorpen?
Slide 3 - Question ouverte
03:34
Wat is een handelstekort?
A
een land exporteert meer dan het importeert
B
een land exporteert minder dan het importeert
C
een land handelt niet genoeg
D
een land heeft niet genoeg geld om te handelen
Slide 4 - Quiz
03:54
Wat is het doel van importheffingen?
Slide 5 - Question ouverte
04:37
Zet op de juiste volgorde:
> > > >
import-tarief
handels-oorlog
kostprijs stijgt
consumentenprijs stijgt
inflatie
Slide 6 - Question de remorquage
08:02
Klopt dat wel? Wat koop jij uit Amerika?
Slide 7 - Question ouverte
08:19
Welke denk jij dat het meeste wordt geëxporteerd naar de VS?
A
medische producten
B
auto's en motoren
C
groente
D
meubels
Slide 8 - Quiz
10:28
Trump stelt dat de "little pains" zorgen voor "big gains". Wat bedoelt hij daarmee?
Slide 9 - Question ouverte
Een Amerikaan koopt een pan bij de Walmart, hierop komt een importheffing van 25%. De inkoopprijs is $20 en dat is 50% van de verkoopprijs. Hoe duur is de pan nu?
Slide 10 - Question ouverte
Na de heffing kost de pan $45. De oude prijs is $40. Wat is de procentuele stijging in de prijs?
Slide 11 - Question ouverte
Nieuw nieuws:
Trump dreigt met heffing van 200% op Europese wijn en champagne.
(13 maart, 2025)
Slide 12 - Diapositive
Hoeveel dollar betaalt een Amerikaanse importeur dan voor een fles Franse wijn van $10, inclusief de heffing van 200%?
Slide 13 - Question ouverte
Wat zijn risico's van een handelsoorlog?
Slide 14 - Question ouverte
Risico's van handelsoorlog
Minder economische groei, of zelfs krimp (recessie)
Afname van koopkracht door inflatie
Verstoorde handels- en geopolitieke relaties
Slide 15 - Diapositive
Wat is een recessie?
A
Een periode van hoge inflatie, waarbij de prijzen van goederen en diensten sterk stijgen.
B
Een tijdelijke toename in de waarde van de nationale valuta.
C
Een periode van daling in de economische activiteit, zoals de productie, werkgelegenheid en consumentenbestedingen.
D
Een periode van economische groei waarin de werkloosheid daalt en de productie toeneemt.