Les 8 (13 uur)

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Les 8

Dialoog restaurant: Voorgerecht - Hoofdgerecht - Nagerecht (dessert)

3- gangen menu

                                                            Dialoog restaurant:

A Goedenavond

B Goedenavond

A Hebt u een tafel voor ons? 

B Ja hoor, daar bij het raam. Hier is de menukaart.

A Ik wil graag (drankjes) .....................

B Alstublieft hier zijn de drankjes. Heeft u al een keuze kunnen maken?

A Ja ik wil graag (Kies uit de menukaart) ............................................

B (Na het eten) Wilt u nog een toetje?

A Ja, ik wil graag ..............

B Alstublieft, eet smakelijk.

A Kunnen we betalen? Mogen we de rekening?

B Dat is dan € 67,-

A Maakt u er maar € 70,- van.

B Dank u wel! Fijne avond nog.

A Fijne avond!

Tijn stelt de vraag: Kun je koken met huishoudelijke apparaten?

1 Wat gaan Edson en Tim maken als voorgerecht? 

2 Welk apparaat gebruiken ze hiervoor?

3 Edson vraagt: Is jouw koffie warm of ............?

4 Waar gaan de soepballetjes in?

5 Wat is gestoomd?

6 De balletjes zijn zo goed als .........

7 Edson is een grote ........ daarom krijgt hij het grote .......

8 Het hoofdgerecht is vis (een vissie) Wat is het voor soort vis?

9 Op hoeveel graden kan de vaatwasser?

10 Het is goed om de vis in de vaatwasser te bereiden omdat: .................

De ontkenning: 'Geen'

A                                                                       B                  

                                                           

Heb jij een fiets?	Nee, ik heb geen fiets.
Wil jij koffie?	Nee, ik wil geen koffie.
Wil jij taart?	Nee, ik wil geen taart.
Drink jij melk?	Nee, ik drink geen melk.
Spreek je Duits?	Nee, ik spreek geen Duits.
Heb jij kinderen?	Nee, ik heb geen kinderen.
Heb jij een hond?	Nee, ik heb geen hond.
Heb jij een pen?	Nee, ik heb geen pen.
Eet jij groenten?	Nee, ik eet geen groenten

De ontkenning: 'niet'

A                                                                               B

Ben je jarig?	Nee, ik ben niet jarig.
Hou je van sport?	Nee, ik hou niet van sport.
Kom je uit Nederland?	Nee, ik kom niet uit Nederland.
Fiets je naar je werk?	Nee, ik fiets niet naar mijn werk.
Rook je?	Nee, ik rook niet.
Ben je getrouwd?	Nee, ik ben niet getrouwd?
Ga je op vakantie?	Nee ik ga niet op vakantie.
Ga je mee naar .......?	Nee, ik ga niet mee naar .......
Woon je in Rotterdam?	Nee ik woon niet in Rotterdam.

Kleuren en kleding: blz. 99

Luister naar de kleur

Zoek iets in de kamer wat die kleur heeft

Benoem het voorwerp en de kleur

Ken je het voorwerp niet, schrijf de naam erbij

Kledingstukken:

Wat draagt deze man?

Beschrijf het plaatje.

Wat dragen deze personen?

Dragen = to wear

Wat draag je?

Ik draag ................

Lezen tekst blz. 97

Maak opdracht 1