Wassen

Textiel en wassen
Wat weet jij al over textiel, was sorteren en wassen?
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Textiel en wassen
Wat weet jij al over textiel, was sorteren en wassen?

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je over
textiel, was sorteren
en wassen?

Slide 2 - Carte mentale

In kleding zit een label, hier kan je 2 dingen vanaf lezen.

De samenstelling is van welke stof het textiel is gemaakt.

Met de was symbolen weet je hoe je het kledingsstuk moet wassen en strijken.

Slide 3 - Diapositive

Was symbolen

Slide 4 - Diapositive

Wat betekent dit symbool?

A
de was in de machine wassen op 40 graden
B
de was wassen als het 40 graden buiten is
C
de was op 40 graden wassen met de hand

Slide 5 - Quiz

Dit symbool betekent
A
bleken
B
drogen
C
wassen
D
stomen

Slide 6 - Quiz

Dit symbool betekent
A
stomen
B
drogen
C
strijken
D
wassen

Slide 7 - Quiz

Dit symbool betekent?
A
niet drogen
B
niet strijken
C
niet bleken
D
niet wassen

Slide 8 - Quiz

Textiel
Textiel kan gemaakt zijn van verschillende vezels:

- natuurlijke vezels wol(schaap), zijde(rups), linnen(plant) en katoen(plant)
- synthetische vezels, deze komen uit de fabriek

Slide 9 - Diapositive

zijde
wol
katoen
vlasplant

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Diapositive

Wol komt van een?
A
plant
B
boom
C
rups
D
schaap

Slide 12 - Quiz

Zijde komt van een?
A
rups
B
plant
C
boom
D
schaap

Slide 13 - Quiz

Was sorteren
Sorteren betekent soort bij soort doen.
Je let op:

- temperatuur
- kleur
- hoe vies is de was?

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

rode was
blauwe was
zwarte was
witte was

Slide 16 - Question de remorquage

Wassen in de wasmachine


Welk wasprogramma je gebruikt is afhankelijk van welke was je gaat wassen en wat er in de kledinglabel staat.
Centrifugeren betekent dat de trommel snel ronddraaid. Zo wordt er water uit het wasgoed 'geslingerd'.

Slide 17 - Diapositive

Wasmiddelen


Er zijn verschillende soorten wasmiddelen.
Er bestaan ook speciale wasmiddelen om lastige vlekken mee weg te wassen.
Achterop de verpakking staat de dosering van het middel.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Speelgoed schoonmaken & Sorteren

Slide 21 - Diapositive

Wat heb je nodig voor het schoonmaken van speelgoed?
-Emmer
- Werkdoekje
- Water met allesreiniger
-  Borstel

Slide 22 - Diapositive

Waarom is het nodig om speelgoed schoon te maken?
A
Onderhoud aan het speelgoed.
B
Omdat dit moet volgens het protocol.
C
Voor hygiëne. Kinderen kunnen elkaar ziek maken via speelgoed.

Slide 23 - Quiz

Welk schoonmaakmiddel gebruik je beslist niet?
A
Ammoniak, chloor en Spiritus
B
Schoonmaakazijn
C
Allesreiniger
D
Afwasmiddel

Slide 24 - Quiz

Waarom mag je dit middel niet gebruiken?
- Slecht voor het milieu
- resten blijven achter op het speelgoed
- middels kan schadelijk zijn voor de medewerkers

Slide 25 - Diapositive

Beer met luizen
Knuffelhond met etiket 'niet wassen'
Knusttof auto
Poppenkleertje
Duploblokken
Bal van stof

Slide 26 - Question de remorquage

Wat staat er in een gifwijzer?
A
Welke soorten vergif er zijn.
B
Welke dingen een kindje kan inslikken.
C
Wat je moet doen, wanneer een kindje een vergiftiging heeft.

Slide 27 - Quiz

Hoort bij kinderen rond 2 jaar, zoals met een autootje spelen.
Kinderen spelen naast elkaar, zonder interactie.
Kinderen imiteren, zoals vader en moedertje.
DIngen maken met blokken.
Samenspelen.
Samenwerken in een spel. Regels en afspraken maken.
Kind kijk toe, maar speelt niet mee.
Functioneel
Parallel
Fantasie
Constructief
Associatief
coöperatief
Toekijkend

Slide 28 - Question de remorquage

Slide 29 - Diapositive