Hoe ontstond het Rijk van de Franken en hoe werd het bestuurd?
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Les 21 havo 1
4.1: Het rijk van de Franken
Hoe ontstond het Rijk van de Franken en hoe werd het bestuurd?
Slide 1 - Diapositive
Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Slide 2 - Diapositive
Karel de Grote was een machtige koning. Naam hem wordt de koningsfamilie de Karolingen genoemd.
Karel de grote gaat ten strijde tegen de Saksen, en laat hun heilige bomen omkappen.
Slide 3 - Diapositive
met wie voerde karel de Grote geen oorlog?
A
de Moren (arabieren)
B
de Franken
C
de Longobarden
D
de Saksen
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
bestuur van het Rijk
Ridders zijn vazallen =
krijgsman die een eed van trouw heeft afgelegd aan een vorst of heer en door hem wordt onderhouden.
Slide 8 - Diapositive
Hoe?
na de val van het Romeinse rijk was er bijna geen GELD meer in omloop, vandaar dat de ridders grond kregen in LEEN.
karel is dan de Leenheer/ de ontvanger de Leenman.
Dit is het LEENSTELSEL/ Feodalisme.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Karel de Grote paste deze methode toe bij het bestuur van zijn rijk.
Waarom? Zodat hij het land beter kon besturen. Hij hoefde niet meer overal tegelijk in het rijk te zijn.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Vidéo
Slide 13 - Diapositive
Wat is een goed voorbeeld van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vazal van hem.
Slide 14 - Quiz
De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
Hij moest trouw zweren aan de koning;
Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen;
Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.
Slide 15 - Diapositive
Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.
Is deze uitspraak goed of fout? Karel de Grote wordt nu de leenheer van de leenman
A
Goed
B
Fout
Slide 16 - Quiz
Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.
Is deze uitspraak goed of fout? De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout
Slide 17 - Quiz
Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.
Slide 18 - Quiz
leenheer
leenman
moet vechten/ troepen verzamelen
--> vazallen.
moet trouw zweren
geeft zijn land in leen
Slide 19 - Question de remorquage
Wat was het leenstelsel?
A
Een stelsel waarbij een leenheer land uitleende aan horigen
B
Een stelsel waarbij de koning zijn land onder de geestelijkheid verdeelde
C
Een stelsel waarbij een leenman zijn land aan een leenheer uitleende
D
Een stelsel waarbij een koning zijn land uitleende aan zijn ridders
Slide 20 - Quiz
De koning was in het leenstelsel de ...
A
Leenheer
B
Leenman
C
Achterleenman
Slide 21 - Quiz
Hoe werkt het leenstelsel?
Slide 22 - Question ouverte
Leenstelsel
Slide 23 - Diapositive
het feodalisme is een goed systeem om een land te besturen
ja
nee
Slide 24 - Sondage
betrouwbaarheid van bronnen
kun je de informatie uit een bron geloven?
drie hulpvragen; in welke volgorde?
Slide 25 - Diapositive
1
2
3
Hoe is de maker van de bron aan zijn informatie gekomen?
Wanneer is de bron gemaakt?
Wat is de bedoeling van de maker van de bron? is hij neutraal of partijdig?