Werkwoordspelling: PVTT

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

WERKWOORDSPELLING

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

(PV TT)

Wat heb je gedaan in de vakantie?

Welk gevoel krijg jij als je docent Nederlands zegt dat de les over werkwoordspelling gaat?

Werkwoorden

• Werkwoorden zijn de belangrijkste onderdelen van een zin

• Drie vormen:

1. Persoonsvorm (PV)
2. Infinitief (INF)
3. Voltooid deelwoord (VD)

Persoonsvorm

• Drie kenmerken:

1. Persoon: 1e, 2e of 3e persoon
2. Getal: enkelvoud, meervoud
3. Tijd: tegenwoordige of verleden tijd

Als een van deze kenmerken verandert, verandert vaak ook de PV.

Hoe schrijf je de PV TT enkelvoud?

Als je een PV in enkelvoud schrijft, ga je uit van de ik-vorm

Infinitief	Stam	Ik-vorm
vinden	vind	ik vind
lopen	lop	ik loop
vallen	vall	ik val
beloven	belov	ik beloof

Hoe schrijf je de PV TT enkelvoud?

Bij de 2e en 3e persoon enkelvoud schrijf je de ik-vorm + -t

Ik-vorm (1e persoon)	2e persoon (jij)	3e persoon (hij, zij, het)
ik vind	jij vindt	hij vindt
ik loop	jij loopt	zij loopt
ik val	jij valt	het valt
ik beloof	jij belooft	hij belooft

Ezelsbruggetje

• Als de ik-vorm eindigt op een -d (ik word of ik vind) vergeten mensen vaak de extra -t te plaatsen in de jij-vorm en hij/zij/het-vorm.
• Ezelsbruggetje: vervang het werkwoord door lopen. Hoor je een -t? Dan schijf je die ook!
• Hij word of hij vind? Nee, want het is hij loopt, dus hij wordt en hij vindt

Hoe schrijf je de PV TT meervoud?

De PV in het meervoud is het infinitief.

Infinitief	1e persoon (wij)	2e persoon (jullie)	3e persoon (zij)
vinden	wij vinden	jullie vinden	zij vinden
lopen	wij lopen	jullie lopen	zij lopen
vallen	wij vallen	jullie vallen	zij vallen
beloven	wij beloven	jullie beloven	zij beloven

Werkwoorden uit het Engels

• Werkwoorden uit het Engels vervoeg je op dezelfde manier

Twee uitzonderingen:

1. je voegt een extra -e toe als dat nodig is voor de uitspraak
2. je laat een medeklinker staan als dat nosig is voor de uitspraak

Uitzondering 1: extra -e

Infinitief	Stam	Ik-vorm	Ik-vorm + t
racen	rac	ik race	jij racet
deleten	delet	ik delete	jij/hij/zij deletet

Uitzondering 2: medeklinker laten staan

Infinitief	Stam	Ik-vorm	Ik-vorm + t
paintballen	paintball	ik paintball	jij/hij/zij paintballt

Aan de slag!

Schrijf van de werkwoorden de stam en de ik-vorm op.

beklimmen

mixen

blazen

saven

zich afvragen

flossen

overgeven

zich schamen

afblijven

scrubben

zich ergeren

fronzen

Aan de slag met de PVTT!

Op de volgende slides volgt een aantal meerkeuzevragen over de persoonsvorm tegenwoordige tijd. 

• Kies steeds de juiste letter.
• Controleer je antwoord.
  
• Begrijp je waarom je antwoord goed/fout is?
• Zo nee: vraag de docent om hulp.

PVTT
Hoe lang .... hij het ... (uithouden)?

1. houd...uit
2. hout...uit
3. houdt...uit

PVTT
Zij beoordeel.... de gebeurtenis
niet erg objectief.

1. beoordeeld
2. beoordeelt
3. beoordeeldt

PVTT
Wor... je nog opgenomen in
de selectie van het eerste elftal?

1. Word
2. Wort
3. Wordt

PVTT
Beantwoor.... hij de post altijd
zo laat?

1. Beantwoord
2. Beantwoordt
3. Beantwoort

PVTT
Het gebeur... de laatste tijd
steeds meer.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt

PVTT
Bran.... je handen niet aan die
hete pan!

1. brand
2. brant
3. brandt

PVTT
Vin... je leraar het goed dat je
met je iPhone speelt tijdens de les?

1. Vind
2. Vint
3. Vindt

PVTT
Hij geloof... niet dat dat mogelijk
is met dat toestel.

1. geloofd
2. gelooft
3. geloofdt

PVTT
Als je hem ondervraag..., moet je
hem recht aankijken.

1. ondervraagd
2. ondervraagt
3. ondervraagdt

PVTT
Weet je wel wat het beteken.... als
je werkwoordspelling echt beheerst!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente